Zetel van de rechtbanken van eerste aanleg
België is onderverdeeld in 12 gerechtelijke arrondissementen, namelijk West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg, Waals-Brabant, Henegouwen, Namen, Luik, Luxemburg, Leuven, Eupen en Nederlandstalig/Franstalig Brussel.
Er is een rechtbank van eerste aanleg in elk gerechtelijk arrondissement. Een rechtbank van eerste aanleg bestaat soms uit verschillende afdelingen. De rechtbank van eerste aanleg van Henegouwen telt bijvoorbeeld drie afdelingen: Bergen, Doornik en Charleroi.
Kamers en samenstelling
De afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg bestaan op hun beurt uit verschillende secties:
- de burgerlijke rechtbank;
- de correctionele rechtbank;
- de jeugdrechtbank;
- de familierechtbank;
- de strafuitvoeringsrechtbank.
Voor meer informatie over de samenstelling van de rechtbank van eerste aanleg, zie de rubriek “de zittende magistratuur”.
Openbaar ministerie
Bij de rechtbank van eerste aanleg wordt de functie van het openbaar ministerie uitgeoefend door de procureur des Konings, één of meerdere eerste substituten en één of meerdere substituten.
Het openbaar ministerie vervolgt overtreders voor de rechtbank. Het handelt in naam van de Staat en verdedigt dus de belangen van de maatschappij. Voor meer informatie over het openbaar ministerie, klik hier en raadpleeg de rubriek “de staande magistratuur”.
Griffie
Voor meer informatie over de griffier en de griffie, zie de rubrieken “de griffier” en “de griffie”.
Bevoegdheden
De burgerlijke rechtbank behandelt alle zaken die door de wetgever niet uitdrukkelijk zijn toegewezen aan een andere rechtbank.
De correctionele rechtbank is bevoegd om te oordelen over alle wanbedrijven, zoals diefstal, aanranding van de eerbaarheid, oplichting, enz.
De jeugdrechtbank behandelt de meeste burgerlijke zaken en strafzaken die minderjarigen aangaan.
De familierechtbank is bevoegd om kennis te nemen van alle familiale geschillen (op enkele zeldzame uitzonderingen na).
De strafuitvoeringsrechtbank ziet na een veroordeling toe op de uitvoering van de straf.
Hierna vindt u meer informatie over de verschillende soorten bevoegdheden van de rechtbank van eerste aanleg.
De burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg heeft een algemene bevoegdheid om alle zaken te behandelen, behalve enkele door de wetgever bepaalde uitzonderingen.
Algemene bevoegdheid
De burgerlijke rechtbank neemt kennis van alle geschillen waarvan de waarde de 5.000 euro overschrijdt, behalve enkele bij wet bepaalde uitzonderingen.
Enkele voorbeelden van dergelijke uitzonderingen:
- de vorderingen die rechtstreeks voor het hof van beroep en het Hof van Cassatie komen;
- de vorderingen die behoren tot de uitsluitende bevoegdheid van de vrederechter, de politierechtbank, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsrechtbank.
Uitsluitende bevoegdheid
De burgerlijke kamers zijn uitsluitend bevoegd voor:
- vorderingen tot verklaring van erfrechtelijke onwaardigheid;
- geschillen betreffende de toepassing van de belastingwet;
- vorderingen tot schadevergoeding op basis van de stedenbouwwet;
- vorderingen tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten m.b.t. een hypothecair krediet;
- vorderingen tot erkenning of uitvoerbaarverklaring van buitenlandse rechterlijke beslissingen;
- tuchtvorderingen tegen notarissen en gerechtsdeurwaarders.
Bevoegdheid in hoger beroep
Indien een partij in een geschil dat behandeld werd voor de vrederechter of de politierechtbank, niet tevreden is met de beslissing van de rechter, kan ze daar hoger beroep tegen aantekenen. Dan treedt de rechtbank van eerste aanleg op als gerecht in hoger beroep, om opnieuw te oordelen over de zaak die eerder aan de vrederechter of de politierechtbank was voorgelegd.
Bestuurlijke bevoegdheid
De rechtbank van eerste aanleg heeft net als de vrederechter ook een aantal bestuurlijke bevoegdheden.
Zo beëdigt de rechtbank van eerste aanleg:
- de notarissen;
- de gerechtsdeurwaarders;
- de ambtenaren en aangestelden bij het bosbeheer;
- de wegenopzichters, inspecteurs en hoofdinspecteurs van politie belast met de vaststelling van alle overtredingen van de wetten en verordeningen betreffende de spoorwegen, hun exploitatie en hun politie;
- de ambtenaren en beambten belast met de vaststelling van de overtredingen van de wet en de verordeningen betreffende het vervoer van uitwijkelingen;
- de douanebeambten belast met de vaststelling van de inbreuken gepleegd binnen de omheining van vrije stapelplaatsen.
Beslagrechter
De beslagrechter maakt deel uit van de rechtbank van eerste aanleg. Hij behandelt alle vorderingen en geschillen inzake de bewarende beslagen en de tenuitvoerlegging van de vonnissen (met inbegrip van de vonnissen van andere rechtbanken).
De correctionele rechtbank is hoofdzakelijk bevoegd voor de wanbedrijven en het hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank in strafzaken.
Wanbedrijven
Een wanbedrijf kan bestraft worden met een gevangenisstraf van minimum 8 dagen en maximum 5 jaar of met een geldboete van minstens 26 euro, te vermenigvuldigen met de opdeciemen. Ook de poging tot het plegen van een wanbedrijf is strafbaar, maar de daarvoor voorziene straffen zijn lichter dan voor een wanbedrijf als dusdanig.
De verhoging met de opdeciemen wordt berekend als volgt:
- Indien de feiten gepleegd werden vóór 1 januari 2012, wordt de geldboete verhoogd met 45 decimen (= boete X 5,5);
- Indien de feiten gepleegd werden vóór en na 1 januari 2012, bijvoorbeeld één feit op 02.12.2011 en een ander op 01.02.2012, en beide feiten zijn bewezen verklaard, wordt de geldboete verhoogd met 50 decimen (= boete X 6);
- De geldboete wordt verhoogd met 50 decimen (= boete X 6) voor feiten gepleegd na 1 januari 2012 en vóór 1 januari 2017;
- Indien de feiten gepleegd werden na 1 januari 2017, wordt de geldboete verhoogd met 70 decimen (= boete X 8).
Enkele voorbeelden van wanbedrijven:
- diefstal;
- misbruik van vertrouwen;
- slagen en verwondingen.
De correctionele rechtbank behandelt ook gecorrectionaliseerde misdaden. Dat zijn zeer ernstige misdrijven die in principe tot de bevoegdheid van het assisenhof behoren, maar die berecht worden door de correctionele rechtbank als de rechter meent dat er verzachtende omstandigheden zijn.
Bevoegdheid in hoger beroep
De correctionele rechtbank is bevoegd voor het hoger beroep tegen vonnissen van de politierechtbank in strafzaken.
Het hoger beroep wordt altijd behandeld in een kamer met drie rechters.
Raadkamer
De raadkamer maakt deel uit van de rechtbank van eerste aanleg.
De raadkamer heeft als onderzoeksgerecht twee belangrijke functies.
1. Oordelen over het bevel tot aanhouding
Als een onderzoeksrechter een persoon in voorlopige hechtenis wil houden, moet het bevel tot aanhouding iedere maand verlengd worden. De beslissing om het aanhoudingsbevel al dan niet te verlengen wordt genomen door de raadkamer en niet door de onderzoeksrechter. De raadkamer onderzoekt dan of alle voorwaarden vervuld zijn om de persoon eventueel in hechtenis te houden.
2. De verwijzing van een zaak naar de bevoegde correctionele rechtbank onderzoeken
Op het einde van het gerechtelijk onderzoek (onderzoek geleid door de onderzoeksrechter) beslist de raadkamer of er voldoende aanwijzingen van schuld zijn ten aanzien van een verdachte. Als dat niet het geval is, spreekt de raadkamer de buitenvervolgingstelling van de verdachte uit. Als er daarentegen voldoende aanwijzingen van schuld zijn, beslist de raadkamer dat de verdachte ofwel voor de correctionele rechtbank, ofwel voor het assisenhof gedaagd wordt. De verwijzing gebeurt via de kamer van inbeschuldigingstelling, die deel uitmaakt van het hof van beroep.
De raadkamer kan ook zetelen als vonnisgerecht. Dat is het geval wanneer de internering of de opschorting van de uitspraak wordt gevraagd of gevorderd, op voorwaarde dat de openbaarheid van de debatten voor het vonnisgerecht (correctionele rechtbank) de re-integratie van de verdachte in gevaar zou brengen.
De familierechtbank bestaat uit één of meerdere familiekamer(s) en één of meerdere kamer(s) voor minnelijke schikking.
Algemene bevoegdheid
De familiekamer neemt onder meer kennis van:
- vorderingen aangaande de afstamming, de burgerlijke stand, adoptie, huwelijk, echtscheiding en samenwoning;
- vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag;
- vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen.
Bevoegdheid voor dringende maatregelen
De familierechtbank beslist ook over de dringende en voorlopige maatregelen.
De maatregelen die bij wet automatisch worden geacht spoedeisend te zijn, betreffen:
- de afzonderlijke verblijfplaatsen;
- het ouderlijk gezag;
- de pleegzorg;
- de verblijfsregeling en het recht op persoonlijk contact met een minderjarig kind;
- de onderhoudsverplichtingen;
- het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht;
- de weigering om het huwelijk te voltrekken als bedoeld in artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek, de weigering om de akte van erkenning op te maken zoals bedoeld in artikel 330/2 van het Burgerlijk Wetboek en de weigering om melding te maken van de verklaring van wettelijke samenwoning als bedoeld in artikel 1476quater, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek;
- de voorlopige maatregelen die bevolen worden op grond van artikel 1253ter/5, van het Gerechtelijk Wetboek.
In uiterst dringende gevallen neemt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg de nodige maatregelen.
Bevoegdheid in hoger beroep
De familierechtbank is ook bevoegd voor het hoger beroep tegen bepaalde beslissingen die in eerste aanleg werden genomen door de vrederechters.
Kamer voor minnelijke schikking
De familierechtbank heeft één of meerdere kamers voor minnelijke schikking. Familiezaken kunnen voor die kamer gebracht worden met het oog op verzoening.
De jeugdrechtbank is een rechtbank voor minderjarigen.
De jeugdrechtbank neemt maatregelen om minderjarigen te beschermen. Haar bevoegdheden zijn bepaald in de jeugdbeschermingswet van 8 april 1965.
De jeugdrechtbank is bevoegd om kennis te nemen van:
- door een minderjarige gepleegde als misdrijf omschreven feiten (MOF);
- moeilijke situaties waarin een minderjarige zich bevindt en de noodzaak om hulp- en beschermingsmaatregelen te nemen ten aanzien van de minderjarige en van zijn ouders.
Als een minderjarige strafbare feiten heeft gepleegd, kan de jeugdrechtbank maatregelen nemen ten aanzien van de jongere, zoals hem berispen, hem onder toezicht van een sociale dienst of in een jeugdinstelling plaatsen.
Bij zeer ernstige misdrijven (bijvoorbeeld een moord of een verkrachting) gepleegd door een minderjarige die ouder is dan 16 jaar kan de jeugdrechter beslissen om de zaak uit handen te geven. De jongere zal verwezen worden naar een rechtbank voor volwassenen, meer bepaald de correctionele rechtbank of het assisenhof.
De strafuitvoeringsrechtbank (SURB) ziet toe op de uitvoering van de door de hoven en rechtbanken uitgesproken straffen. Een aparte kamer waakt over de toepassing van de interneringsmaatregelen die door een rechtscollege uitgesproken werden.
De strafuitvoeringsrechtbank bestaat uit een voorzitter, de strafuitvoeringsrechter en twee assessoren. Die rechtbank bestaat sinds 1 februari 2007.
De strafuitvoeringsrechter beslist over de uitvoering van vrijheidsstraffen van minder dan drie jaar (nog niet uitgevoerd - ligt momenteel ter beslissing voor bij de minister). Bij straffen van meer dan drie jaar kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen om al dan niet een beperkte detentie toe te staan, bijvoorbeeld elektronisch toezicht of een voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De strafuitvoeringsrechtbank heeft een ruime waaier van bevoegdheden op het gebied van strafuitvoering. Hierna vindt u een overzicht van die bevoegdheden.
Beperkte detentie
De beperkte detentie laat een tot een gevangenisstraf veroordeelde persoon toe om op regelmatige basis de gevangenis te verlaten en dat gedurende maximum 16 uur per dag. Die modaliteit kan worden toegekend aan de veroordeelde om zijn professionele, opleidings- of familiale belangen te behartigen waarvoor zijn aanwezigheid buiten de gevangenis vereist is.
Elektronisch toezicht
Dankzij het elektronisch toezicht kan een vrijheidsstraf volledig of gedeeltelijk buiten de gevangenis uitgevoerd worden. De persoon moet zich aan een vast uurrooster houden, wat onder meer met behulp van elektronische middelen gecontroleerd wordt.
Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied
De strafuitvoeringsrechtbank beslist over de voorlopige invrijheidstelling van een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een uitlevering, een terugzending of een bevel om het grondgebied te verlaten, met het oog op zijn verwijdering van het grondgebied. De veroordeelde moet één derde van zijn straf uitgezeten hebben om in aanmerking te komen voor die maatregel.
Voorwaardelijke invrijheidstelling
Dankzij de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen de personen die tot gevangenisstraffen veroordeeld werden een deel van hun straf buiten de gevangenis uitvoeren. Tijdens een bepaalde proeftijd moeten ze de door de rechtbank opgelegde voorwaarden naleven.
Er is een afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank.
De afdelingsvoorzitter wordt in het Hof van Cassatie sectievoorzitter genoemd. De sectievoorzitters worden aangewezen onder de raadsheren van het Hof van Cassatie.
De organisatiestructuur van het Hof van Cassatie ziet er als volgt uit:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitters;
- raadsheren.
Voor meer informatie over de afdelingsvoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank, zie de rubriek “de voorzitter”.
De voorzitter staat aan het hoofd van verschillende vredegerechten en politierechtbanken, van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank.
Daarnaast heeft ook het Hof van Cassatie een voorzitter - die bevindt zich in de hiërarchie onder de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie - en een voorzitter van het hof van assisen.
In de verschillende types rechtscolleges oefent de voorzitter een leidinggevende functie uit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken zijn hiërarchisch georganiseerd.
De rechtbank van eerste aanleg is samengesteld uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere afdelingsvoorzitters (behalve voor de rechtscolleges zonder afdelingen);
- één of meerdere ondervoorzitters (afhankelijk van het wettelijk personeelskader);
- rechters (beroepsmagistraten);
- rechters in ondernemingszaken, die in hun midden een voorzitter in ondernemingszaken aanstellen (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- naargelang het geval, één of meerdere afdelingsvoorzitters;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere sociale rechters (lekenrechters).
De voorzitter wordt bijgestaan door één of meerdere afdelingsvoorzitters en is belast met het algemeen bestuur van de rechtbank.
De afdelingsvoorzitter verzekert de dagelijkse leiding van de rechtbank onder het gezag van de voorzitter en heeft een aantal specifieke bevoegdheden.
Hij mag zich in zijn bestuurs- en organisatieopdrachten laten bijstaan door één of meerdere ondervoorzitters.
Het Hof van Cassatie is gestructureerd als volgt:
- eerste voorzitter;
- voorzitter;
- sectievoorzitter;
- raadsheren.
Er is ook een voorzitter van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank. Die leidt, organiseert en coördineert de vredegerechten en de politierechtbanken van het arrondissement.
De ondervoorzitter is een beroepsmagistraat.
Hij maakt deel uit van een rechtbank van eerste aanleg, van een arbeidsrechtbank of van een ondernemingsrechtbank. Verder is er ook een ondervoorzitter voor alle vredegerechten en de politierechtbanken van een arrondissement. De ondervoorzitter staat de voorzitter bij in het algemeen bestuur van de entiteit.
De rechtbanken van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbanken en de arbeidsrechtbanken hebben een hiërarchische structuur.
De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters.
De ondernemingsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in ondernemingszaken (lekenrechters).
De arbeidsrechtbank bestaat uit:
- een voorzitter;
- één of meerdere ondervoorzitters;
- één of meerdere rechters;
- meerdere rechters in sociale zaken (lekenrechters).
De rechter spreekt recht.
De term “rechter” verwijst meestal naar een magistraat van de rechterlijke macht. De rechter is volgens de wet verplicht om een vonnis uit te spreken over de geschillen die aan hem worden voorgelegd. Daarbij steunt de rechter op:
- de wet;
- de rechtspraak (dat zijn alle beslissingen van de rechtscolleges die samen een rechtsbron vormen);
- de rechtsleer (dat is het geheel van de juridische werken bestemd om het recht toe te lichten of te interpreteren);
- het gebruik (dat is een algemeen en herhaald gebruik waarvan het gezag door iedereen erkend wordt, op voorwaarde dat het niet tegen een wet ingaat).
De rechters zetelen in verschillende types rechtbanken zoals bijvoorbeeld de rechtbank van eerste aanleg, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsrechtbank.
Een rechter in het hof van beroep, in het arbeidshof of in het Hof van Cassatie wordt officieel “raadsheer” genoemd.
De rechters die vonnissen uitspreken vormen de “zittende magistratuur” omdat ze tijdens het proces blijven zitten.
Tijdens de terechtzitting in de rechtbank zetelt de rechter alleen. In bepaalde zaken zetelen de rechters echter soms met drie.
In de ondernemingsrechtbank en in de arbeidsrechtbank staan twee lekenrechters de rechter bij.
De onderzoeksrechter is een rechter van de rechtbank van eerste aanleg die speciaal aangewezen is om gerechtelijke onderzoeken te leiden.
Als er aanwijzingen zijn van een misdrijf, dan kan de onderzoeksrechter een gerechtelijk onderzoek openen, op vraag van de procureur des Konings of van het slachtoffer dat zich burgerlijke partij stelt.
Een gerechtelijk onderzoek is het geheel van de onderzoekshandelingen die worden verricht om de daders van misdrijven op te sporen, bewijzen te verzamelen en maatregelen te nemen om de zaak eventueel voor de rechtbank te brengen.
De onderzoeksrechter gaat op zoek naar de waarheid. Daarbij moet hij zowel de elementen in het voordeel als de elementen in het nadeel van de verdachte onderzoeken. Men spreekt in dat verband van een onderzoek “à charge” en “à décharge”. Voor de onderzoeken doet hij een beroep op de politie.
De onderzoeksrechter kan bijvoorbeeld getuigen en verdachten verhoren en deskundigen aanstellen. Als het nodig is voor het onderzoek kan de onderzoeksrechter ook dwingende maatregelen bevelen zoals:
- de huiszoeking en de inbeslagneming;
- de aanhouding en de inverdenkingstelling van een verdachte;
- het verhoor van de inverdenkinggestelde;
- het onderzoek van telecommunicatiegegevens;
- de fouillering op het lichaam;
- het afluisteren van telecommunicatie (telefoontap);
- de DNA-analyse.
Wanneer de onderzoeksrechter zijn onderzoek heeft voltooid, deelt hij het dossier mee aan de procureur des Konings.
Tijdens de zitting in de raadkamer die volgt op het afsluiten van het gerechtelijk onderzoek, kan de procureur des Konings aan de raadkamer vragen om de verdachte:
- ofwel naar de correctionele rechtbank te verwijzen indien er voldoende aanwijzingen van schuld zijn;
- ofwel buiten vervolging te stellen indien hij bijvoorbeeld van mening is dat het gerechtelijk onderzoek onvoldoende bezwarende elementen tegen de verdachte heeft opgeleverd of indien de dader van het misdrijf onbekend gebleven is.
De beslagrechter behandelt alle vorderingen en geschillen inzake bewarend beslag en tenuitvoerlegging van vonnissen (met inbegrip van vonnissen van andere rechtbanken).
Iedereen die in afwachting van een proces of een vonnis een zekerheid wil ten aanzien zijn schuldenaar wil, kan aan de beslagrechter de toestemming vragen om beslag te leggen op de rekening, de roerende goederen (bijvoorbeeld een auto) of de onroerende goederen (bijvoorbeeld een huis) van zijn schuldenaar.
De beslagrechter maakt deel uit van de rechtbank van eerste aanleg.
De beslagrechter behandelt onder meer:
- de eenzijdige verzoekschriften om beslag te leggen;
- de betwistingen betreffende bewarend beslag en uitvoerend beslag (roerend, onroerend of beslag onder derden), onder meer de vorderingen tot teruggave;
- de geschillen betreffende de goederen en inkomens die niet in beslag kunnen worden genomen;
- de aanvragen i.v.m. de tussenkomsten van de dienst voor alimentatievorderingen.
Een vordering tot teruggave kan worden ingeleid door om het even wie bevestigt de in beslag genomen goederen te bezitten, zonder evenwel zelf de schuldenaar van de beslaglegger te zijn.
De rechter in de familierechtbank en de jeugdrechtbank is gespecialiseerd in familie- en jeugdrecht.
Er is ook een familierechter en een jeugdrechter in hoger beroep.
De familierechtbank en de jeugdrechtbank in eerste aanleg en in hoger beroep behandelen de familiale geschillen (op enkele uitzonderingen na).
De assessor in strafuitvoeringszaken maakt deel uit van de strafuitvoeringsrechtbank.
De strafuitvoeringsrechtbank bestaat uit een strafuitvoeringsrechter en twee assessoren.
De ene assessor moet gespecialiseerd zijn in penitentiaire zaken en de andere in sociale re-integratie.
De procureur des Konings, de afdelingsprocureurs, de eerste substituten en de substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank.
Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
In strafzaken komt het parket van de procureur des Konings tussen vanaf het strafrechtelijk onderzoek.
Wanneer de zaak aan de strafrechter wordt voorgelegd voor behandeling ten gronde, vordert het openbaar ministerie de toepassing van de strafwet.
Na de uitspraak van de straf waakt het erover dat die ook wordt uitgevoerd.
In burgerlijke zaken geeft het openbaar ministerie een (schriftelijk of mondeling) advies over het geschil in de bij wet bepaalde gevallen en telkens wanneer de zaak de openbare orde raakt.
De procureur des Konings van een gerechtelijk arrondissement heeft de leiding over het parket van het hele arrondissement.
Indien het parket één of meerdere afdelingen heeft, kan hij door één of meerdere afdelingsprocureurs bijgestaan worden.
De eerste substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder het gezag van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
De substituut van de procureur des Konings maakt deel uit van het parket en oefent zijn ambt uit onder leiding van de procureur des Konings.
De procureur des Konings, zijn eerste substituten en de zijn substituten vertegenwoordigen het openbaar ministerie bij de rechtbank van eerste aanleg, de politierechtbank en de ondernemingsrechtbank. Samen vormen zij het parket van de procureur des Konings.
De hoofdgriffier heeft de leiding over de griffie en waakt over de goede werking ervan.
Elk rechtscollege beschikt over zijn eigen griffie om de dossiers die daar vastgesteld zijn te behandelen.
Elke griffie heeft een hoofdgriffier. Hij wordt bij de uitvoering van zijn taken bijgestaand door één of meerdere afdelingsgriffiers, één of meerdere griffiers-hoofden van dienst, griffiers en door het administratief personeel.
De hoofdgriffier wordt bijgestaan door griffiers-hoofden van dienst en griffiers.
Onverminderd de door de griffiers uitgevoerde taken en de door hen geleverde bijstand, neemt de griffier-hoofd van dienst onder het gezag en het toezicht van de hoofdgriffier deel aan het bestuur van de griffie.
De hoofdgriffier kan één of meerdere griffiers-hoofden van dienst aanstellen om hem bij te staan in het bestuur van een afdeling.
De griffier staat de rechter bij in de uitvoering van zijn gerechtelijk ambt.
De griffier vervult de griffietaken en staat als zittingsgriffier de magistraat bij in alle verrichtingen van zijn ambt.
Er wordt enkel van die regel afgeweken in noodgevallen, als de griffier niet aanwezig kan zijn.
Dit zijn de taken van de griffier:
- Hij verzekert de toegankelijkheid van de griffie voor het publiek;
- Hij voert de boekhouding van de griffie;
- Hij verlijdt de akten waarmee hij belast is, bewaart de minuten, registers en alle akten van het rechtscollege waarbij hij is aangewezen en levert daarvan uitgiften, uittreksels of kopieën af;
- Hij bewaart de documentatie inzake wetgeving,
rechtspraak en rechtsleer ten behoeve van de rechters; - Hij maakt de tabellen, de statistieken en de andere documenten op waarmee hij overeenkomstig de wet of de besluiten belast is; hij houdt de registers en repertoria bij;
- Hij staat in voor de bewaring van de waarden, documenten en voorwerpen die overeenkomstig de wet bij de griffie zijn neergelegd;
- hij neemt de passende maatregelen om alle archieven onder zijn beheer in goede staat te bewaren, om ze te ordenen en te inventariseren, en dat ongeacht de vorm, de structuur en de inhoud ervan.
De griffier staat ook de magistraat bij:
- Hij bereidt de taken van de magistraat voor;
- Hij is aanwezig op de terechtzitting;
- Hij stelt het proces-verbaal van de behandeling en van de beslissingen op;
- Hij verleent akte van de verschillende formaliteiten waarvan de vervulling moet worden vastgesteld en verleent er authenticiteit aan;
- Hij stelt de dossiers van de rechtspleging op en ziet, in het kader van zijn bevoegdheid, toe op de naleving van de geldende regels.
Er zijn één of meerdere griffiers in alle rechtscolleges (vredegerecht, politierechtbank, rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank, arbeidsrechtbank, enz.).
Er is één enkele afdelingsgriffier in elke afdeling van een rechtbank (rechtbank van eerste aanleg, ondernemingsrechtbank en arbeidsrechtbank).
De afdelingsgriffier heeft de leiding over de griffie van de afdeling.
De advocaat adviseert een partij en vertegenwoordigt ze voor de rechter.
Voor meer info over de rol van de advocaat, raadpleeg de website van de Orde van Vlaamse Balies (https://advocaat.be/).
U zal er ook meer inlichtingen vinden over de taken van een advocaat, zijn honoraria en ook over hoe je een advocaat kan kiezen.
In België bestaan er verschillende ordes van advocaten, namelijk:
- de orde van advocaten binnen elk gerechtelijk arrondissement, behalve in Brussel, waar er een Franstalige en een Nederlandstalige orde is;
- de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie;
- de Orde van Vlaamse Balies en de "Ordre des barreaux francophones et germanophones".
Tenslotte bestaat er nog een Federale Raad van de Balies. De Federale Raad van de Balies bestaat uit tien leden waarvan er vijf gemandateerd zijn door de Ordre des barreaux francophones et germanophones en vijf door de Orde van de Vlaamse Balies, en dat voor een termijn van twee jaar die één enkele keer hernieuwbaar is. De Raad wordt voorgezeten door de stafhouder van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie.
De referendaris is een dokter, licentiaat of houder van een masterdiploma in de rechten die de magistraat van de zetel bijstaat.
Referendarissen kunnen bij de hoven van beroep, de arbeidshoven en verschillende rechtbanken aangesteld worden. Ze helpen de magistraten van de hoven en rechtbanken, maar ze zijn zelf geen magistraten.
Referendarissen werken ook bij het Hof van Cassatie, waar ze zowel de raadsheren als de leden van het parket-generaal bijstaan.
De referendarissen bereiden het juridisch werk van de magistraten voor volgens de instructies die ze krijgen in hun verschillende dossiers. Ze zijn niet bevoegd om taken van de griffie uit te voeren.
De referendarissen staan onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de korpschef van het rechtscollege waarin ze aangesteld zijn.
Uitleg burgerlijke zaak
Een burgerlijke procedure is een procedure over een geschil dat enkel betrekking heeft op de relatie tussen particulieren (bijvoorbeeld tussen werknemer en werkgever, huurder en verhuurder, man en vrouw). Er staan enkel private belangen op het spel, die geen weerslag hebben op de belangen van de maatschappij.
Verloop burgerlijke zaak
Het Belgisch recht voorziet verschillende manieren om een zaak voor een rechtbank te brengen.
Dagvaarding
De dagvaarding is de meest gangbare manier om een zaak voor de rechtbank te brengen.
Daarvoor doet de eisende partij (de eiser) een beroep op een gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding overhandigt aan de tegenpartij (de gedaagde). De dagvaarding is een officiële oproeping om voor de rechtbank te verschijnen die door de gerechtsdeurwaarder wordt overhandigd aan de gedagvaarde persoon.
De dagvaarding moet een aantal verplichte inlichtingen bevatten, zoals:
- de dag, het uur en de plaats van de zitting;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de eiser en desgevallend zijn rijksregisternummer of zijn ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de gedaagde;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt.
Vrijwillige verschijning
De vrijwillige verschijning kan worden gevraagd bij gezamenlijk verzoekschrift.
Het origineel daarvan moet door alle partijen ondertekend en gedagtekend zijn. Het verzoekschrift kan worden neergelegd op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie worden opgestuurd.
Als de partijen of een van hen in het verzoekschrift daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, kan de zitting worden vastgesteld binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift.
Door de vrijwillige verschijning kunnen de partijen de voorafgaande betaling van de dagvaardingskosten aan de gerechtsdeurwaarder, of de terugbetaling ervan, vermijden.
Tegensprekelijk verzoekschrift
In de door de wet bepaalde gevallen (bijvoorbeeld geschillen tussen echtgenoten en huurgeschillen) kan een zaak worden ingeleid d.m.v. een tegensprekelijk verzoekschrift. Dat moet door de eiser naar de griffie worden opgestuurd of op de griffie neergelegd.
Het verzoekschrift moet worden neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Het verzoekschrift moet een aantal verplichte vermeldingen bevatten, zoals:
- de dag, de maand en het jaar;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verzoeker en desgevallend zijn rijksregisternummer of zijn ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de op te roepen persoon;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
- de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.
De partijen worden door de griffier per brief opgeroepen zodat ze verwittigd zijn dat ze op een bepaalde datum op de zitting moeten verschijnen.
Eenzijdig verzoekschrift
In uitzonderlijke door de wet bepaalde gevallen kan een zaak voor de rechter worden gebracht door middel van een eenzijdig verzoekschrift dat op de griffie wordt neergelegd.
De tegenpartij wordt niet op de hoogte gebracht van de zaak. Dat gebeurt pas nadat de rechter zijn beslissing heeft genomen.
Die manier een zaak in te leiden wordt bijvoorbeeld gebruikt wanneer de tegenpartij niet gekend is of wanneer het noodzakelijk is dat de tegenpartij niet op de hoogte is van de procedure.
Zodra de tegenpartij in kennis is gesteld van de uitspraak, kan ze zich nog wel verzetten tegen de beslissing.
De inleidende zitting is de eerste zitting waarmee de burgerlijke procedure van start gaat.
Op de inleidende zitting zijn er verschillende scenario’s mogelijk.
De verwerende partij verschijnt niet of niemand verschijnt.
Als de gedaagde partij niet verschijnt op de inleidende zitting dan kan de verzoekende partij ondanks de afwezigheid van de andere partij een initiatief nemen. Ze kan vragen dat de rechter de zaak onmiddellijk behandelt. De rechter zal dan een zogenaamd “verstekvonnis” uitspreken. Dat heet zo omdat de tegenpartij verstek heeft laten gaan op de zitting en zijn argumenten niet heeft aangevoerd.
Als de verzoeker geen initiatief neemt dan wordt de zaak “naar de rol verwezen”. Dat wil zeggen dat de rechter de zaak on hold zet. Zolang geen van de partijen vraagt dat de zaak terug wordt vastgesteld op de zitting, wordt de zaak niet behandeld door de rechter.
De partijen verschijnen wel.
De partijen kunnen in persoon verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door hun advocaat. In bepaalde gevallen kunnen de partijen zich ook laten vertegenwoordigen door andere personen uit hun omgeving.
Hierna volgt een korte beschrijving van de procedure als de partijen verschijnen.
Ook in deze fase zijn er twee scenario’s mogelijk.
Een relatief eenvoudige zaak
Mits een aantal voorwaarden in acht wordt genomen, kan een betrekkelijk eenvoudige zaak worden behandeld “in korte debatten”. De zaak wordt dan ineens behandeld op de inleidende zitting. Als er echter te veel te behandelen zaken zijn op de inleidende zitting dan wordt de zaak uitgesteld naar een latere zitting.
Een complexe zaak
Een complexe zaak vereist een procedure van “instaatstelling”. Dat houdt in dat de partijen een kalender overeenkomen voor het uitwisselen van conclusies. In die kalender wordt een concrete termijn vastgesteld binnen dewelke de partijen aan de andere partij en aan de rechter hun schriftelijke argumenten moeten meedelen.
Vervolgens bepaalt de rechter de datum waarop de zaak kan worden gepleit.
Als de partijen niet tot een akkoord komen legt de rechter binnen de zes maanden na de inleiding ambtshalve de conclusietermijnen (alsook de datum van de zitting waarop de zaak zal worden gepleit) vast.
Na de instaatstelling van de zaak, als iedereen zijn argumenten via conclusies heeft kunnen meedelen, legt de rechter de datum vast waarop de zaak kan worden gepleit.
Op die zitting kunnen de partijen hun advocaat laten pleiten en/of zelf hun argumenten uiteenzetten.
Op het einde van de zitting sluit de rechter de debatten en neemt hij de zaak “in beraad”. Met andere woorden, de rechter analyseert het dossier met alle conclusies en alle stukken om zijn oordeel te kunnen vormen.
In principe valt een maand later de beslissing. Afhankelijk van de complexiteit van de zaak kan die termijn korter of langer zijn.
De term “vonnis” wordt gebruikt voor verschillende soorten rechterlijke beslissingen.
De term “vonnis” verwijst naar een beslissing van een gerecht in eerste aanleg (zoals de vredegerechten, de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken).
De term “arrest” verwijst naar een beslissing van een gerecht in hoger beroep (zoals de hoven van beroep, de arbeidshoven) of van het Hof van Cassatie. Die term wordt echter ook gebruikt door de Raad van State en andere instanties.
De term “beschikking” wordt gebruikt voor uitspraken in procedures in kort geding of op eenzijdig verzoekschrift.
De uitspraak
De uitspraak kan gebeuren op verschillende manieren, waaronder de twee volgende:
- De rechter spreekt onmiddellijk een eindvonnis uit, en dit voor de zaak in zijn geheel.
- De rechter spreekt een tussenvonnis, als hij meent dat hij nog niet over alle nodige informatie beschikt. Dat bijvoorbeeld zijn om een deskundige aan te stellen, bijkomende bewijzen te vragen, enz.
Het vonnis moet gemotiveerd zijn en ondertekend worden door alle rechters die de zaak mee behandeld hebben.
Het vonnis vermeldt ook de naam van de persoon/de partij die de gerechtskosten moet betalen.
Een persoon die de wet overtreedt en de belangen van de maatschappij schaadt, begaat strafbare feiten.
Uitleg strafzaak
Strafzaken worden behandeld door de politierechtbank, de correctionele rechtbank, het hof van beroep of het hof van assisen.
Verloop strafzaak
Verwijzing door de onderzoeksgerechten
De raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling zijn onderzoeksgerechten. Ze moeten een beschikking nemen om een zaak naar de vonnisgerechten (ofwel de politierechtbank, ofwel de correctionele rechtbank) te verwijzen.
Na het opstellen van de beschikking van verwijzing moet het openbaar ministerie nog tot de dagvaarding overgaan.
Dagvaarding door het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie kan alleen rechtstreeks dagvaarden in zaken die enkel het voorwerp uitmaken van een opsporingsonderzoek. Dat is een onderzoek dat gevoerd wordt door het openbaar ministerie.
Zaken die daarentegen het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek (een onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter), moeten naar een vonnisgerecht (bv. de correctionele rechtbank) verwezen worden door een beschikking van de raadkamer of van de kamer van de kamer van inbeschuldigingstelling.
In geval van rechtstreekse dagvaarding kan het openbaar ministerie een wanbedrijf omzetten in een overtreding (dagvaarding voor de politierechtbank) of een misdaad correctionaliseren (dagvaarding voor de correctionele rechtbank).
Dagvaarding door de burgerlijke partij
Behalve het openbaar ministerie kan ook de burgerlijke partij een beklaagde rechtstreeks dagvaarden.
De burgerlijke partij kan bijvoorbeeld rechtstreeks dagvaarden wanneer het openbaar ministerie een klacht (waaraan om allerlei redenen geen gevolg werd gegeven) zonder gevolg heeft geklasseerd.
Dat kan ze enkel voor wanbedrijven en overtredingen en niet voor misdaden, want alleen het openbaar ministerie kan verzachtende omstandigheden in aanmerking nemen in geval van een rechtstreekse dagvaarding.
Vrijwillige verschijning in strafzaken
Een beklaagde kan in bepaalde gevallen vrijwillig verschijnen (bijvoorbeeld als er problemen zijn met de dagvaarding).
Hij is niet verplicht om op een vraag tot vrijwillige verschijning in te gaan.
Oproeping bij proces-verbaal in strafzaken
In bepaalde gevallen kan de beklaagde die aangehouden is in uitvoering van de wet betreffende de voorlopige hechtenis opgeroepen worden om voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank te verschijnen.
In dat geval wordt de beklaagde op de hoogte gebracht van de feiten die hem ten laste worden gelegd alsook van de plaats, dag en uur waarop hij dient te verschijnen. Die kennisgeving geldt als dagvaarding.
Beroep tegen een administratieve sanctie
Tegen een gemeentelijke administratieve sanctie of tegen een administratieve sanctie in uitvoering van de voetbalwet kan hoger beroep worden ingesteld door neerlegging van een verzoekschrift op de griffie van de politierechtbank.
De beklaagde is niet verplicht om te verschijnen. Hij kan zich door zijn advocaat laten vertegenwoordigen.
Als de rechtbank het echter opportuun acht, kan ze de beklaagde bevelen om in persoon te verschijnen.
Het verloop van een normale zitting kan worden samengevat als volgt:
- controle van de identiteit van de partijen (beklaagde, burgerlijke partij, enz.);
- uiteenzetting van de vordering van de burgerlijke partij, als er één is;
- strafvordering door het openbaar ministerie;
- de beklaagde en zijn advocaat hebben het laatste woord.
In de praktijk kan er van die volgorde worden afgeweken, met name in geval van verhoor van deskundigen en getuigen.
Als ze dat wensen, kunnen de advocaten ook schriftelijke conclusies neerleggen bovenop hun mondelinge pleidooien.
Het vonnis wordt uitgesproken op het einde van de zitting of op een latere datum. In dat laatste geval wordt de datum meestal vastgelegd binnen een termijn van maximum een maand vanaf de zitting waarop de debatten gesloten werden.
De uitspraak van het vonnis volgt meestal sneller als de beklaagde op het moment van zijn verschijning ter zitting in hechtenis is. Dat hangt evenwel af van de complexiteit van de zaak en de omvang van het dossier.
Het vonnis wordt uitgesproken in openbare terechtzitting in aanwezigheid van het openbaar ministerie, ook al werd de zaak zelf met gesloten deuren behandeld (bijvoorbeeld in zedenzaken).
De voorzitter kan het voorlezen van het vonnis beperken tot het beschikkend gedeelte. Dat gedeelte van het vonnis vermeldt de feiten waaraan de beklaagde al dan niet schuldig wordt bevonden alsook de straffen voor de bewezen verklaarde feiten.
In het vonnis wordt ook uitspraak gedaan over de gerechtskosten.
In geval van een vrijheidsstraf van meer dan een jaar kan de rechter de onmiddellijke aanhouding bevelen, op verzoek van het openbaar ministerie.
Die beslissing wordt voorafgegaan door een debat waarin de beklaagde en zijn advocaat de mogelijkheid hebben om gehoord te worden over die beslissing tot onmiddellijke aanhouding.
In geval van onmiddellijke aanhouding wordt de beklaagde onmiddellijk naar de gevangenis overgebracht, zonder dat hij eerst nog de gelegenheid krijgt om naar huis te gaan.
De rechter die de onmiddellijke aanhouding beveelt moet zijn beslissing motiveren. Die beslissing mag enkel gegrond zijn op het gevaar dat de beklaagde zich aan de uitvoering van de straf zou onttrekken door te vluchten.
Enkel het openbaar ministerie kan beslissen of een zaak al dan niet voor de jeugdrechtbank wordt gebracht. U kan niet zelf een zaak die een minderjarige betreft voor de jeugdrechter brengen.
Uitleg zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren
De jeugdrechtbank komt tussen wanneer een minderjarige een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd of in moeilijkheden of in gevaar verkeert.
Verloop zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren
Wanneer een minderjarige een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd, moet daarvan aangifte worden gedaan bij de politie opdat die de jongere verhoort en een proces-verbaal van verhoor opstelt.
Dat proces-verbaal wordt naar het parket van de procureur des Konings (openbaar ministerie) gestuurd.
Het openbaar ministerie beslist vervolgens of de jongere voor de jeugdrechter moet komen of niet.
Zo ja, dan zal de jeugdrechter een beslissing nemen waarbij hij rekening houdt met een aantal elementen zoals de feiten en de oorzaken van het gedrag van de minderjarige.
Minderjarigen in moeilijkheden worden in eerste instantie opgevangen en geholpen door de diensten voor jeugdhulp. De diensten voor jeugdhulp bieden hulp aan op vrijwillige basis.
Indien nodig kan er een beroep gedaan worden op de gemandateerde diensten zoals de centra voor ondersteuning of de vertrouwenscentra voor kindermishandeling, om een jongere in het bijzonder te onderzoeken en op te volgen. Die centra bieden een meer directe aanpak en/of gespecialiseerde hulp in verontrustende situaties die een sociaal optreden vereisen.
Als de jongere en/of de ouders de nodige hulp weigeren, kunnen de erkende diensten zich richten tot het openbaar ministerie. Dat kan de jeugdrechter vatten opdat die maatregelen zou nemen ter bescherming van de minderjarige.
Na een tijd kan de opgelegde beschermingsmaatregel na evaluatie worden omgezet in vrijwillige hulp.
Enkel minderjarigen die direct in gevaar zijn (hoogdringende gevallen) hebben recht op onmiddellijke gerechtelijke jeugdhulp.
De strafuitvoeringsrechtbank neemt beslissingen over de uitvoering van vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar
Uitleg procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank
De strafuitvoeringsrechtbank neemt beslissingen:
over de uitvoering van vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar;
Verloop procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank
Zowel tot de voorwaardelijke invrijheidsstelling als tot de voorlopige invrijheidstelling met het oog verwijdering van het grondgebied of uitlevering wordt beslist door de strafuitvoeringsrechtbank.
Zes maanden voor het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling brengt de directeur van de gevangenis hem schriftelijk op de hoogte van die mogelijkheid. Vanaf dat moment kan de veroordeelde een schriftelijk verzoek indienen tot voorwaardelijke invrijheidstelling, en dit overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
Als veroordeelde kan u de strafuitvoeringsrechtbank schriftelijk verzoeken om beperkte hechtenis of elektronisch toezicht. Dat verzoek legt u schriftelijk neer op de griffie van de gevangenis. Beperkte detentie en elektronisch toezicht kunnen pas worden toegestaan zes maanden voor de datum waarop u in aanmerking komt voor een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling. Vier maanden voor dat moment brengt de directeur van de gevangenis u schriftelijk op de hoogte van de mogelijkheid om beperkte detentie of elektronisch toezicht aan te vragen. Vanaf dat moment kan u uw schriftelijke aanvraag indienen.