Alvorens over de grond van het cassatiemiddel uitspraak te doen, moet het Hof van Cassatie bepaalde voorafgaande vragen onderzoeken, die de ontvankelijkheid van het cassatiemiddel betreffen. Dat houdt verband met het feit dat het Hof van Cassatie slechts kennis neemt van rechtsvragen die mits naleving van bepaalde vereisten in duidelijke bewoordingen en op grond van feiten die in het bestreden vonnis zijn vastgesteld, aanhangig zijn gemaakt.
Voldoet het cassatiemiddel niet aan al die vereisten, dan is het niet ontvankelijk. Zijn bijvoorbeeld niet ontvankelijk:
- een onnauwkeurig of onduidelijk middel;
- een middel dat de beoordeling in feite van de gegevens van de zaak door de feitenrechter bekritiseert;
- een middel dat kritiek inhoudt op een beslissing die de eiser in cassatie niet betreft.
- een middel dat nieuw is doordat het voor de feitenrechter niet werd aangevoerd en niet voor de eerste maal voor het Hof kan worden aangevoerd.
De wet legt een aantal voorschriften op die moeten worden nageleefd.
Indien die voorschriften niet worden nageleefd, kan de rechtshandeling eventueel ongedaan worden gemaakt en is er juridisch niets veranderd.
De wet maakt een onderscheid tussen absolute nietigheden en relatieve nietigheden.
Relatieve nietigheden kunnen enkel worden uitgesproken wanneer één van de partijen hierom verzoekt.
Absolute nietigheden kunnen door de partijen worden aangevoerd, doch ook de rechter kan deze ambtshalve (uit eigen beweging) opwerpen.
Een rechtshandeling die door een absolute nietigheid is aangetast, kan niet bevestigd worden.
Een voorbeeld van een absolute nietigheid is een contract waarin overeen gekomen wordt een misdrijf te plegen tegen betaling van een geldsom.