Sociale zaak
Een sociale zaak vloeit voort uit een geschil tussen een persoon die recht heeft op prestaties en de overheden of een verzekeringsmaatschappij m.b.t.:
- arbeidsongevallen en beroepsziekten;
- de sociale zekerheid van de werknemers (met name ziekte, werkloosheid, kinderbijslag en pensioen) en van de zelfstandigen;
- sociale bijstand (met name uitkeringen van het OCMW, financiële tegemoetkomingen voor mindervalide personen, ziekteverzekering).
Verloop sociale zaak
De sociaal verzekerde die beroep aantekent bij de arbeidsrechtbank moet, in principe, geen gerechtskosten betalen.
De inleiding van het geding gebeurt bij verzoekschrift waarna de zaak zonder betaling van rolrechten wordt ingeschreven op de rol.
Behoudens uitzonderingen worden de gerechtskosten zoals, getuigengeld, kosten van het deskundigenonderzoek en de rechtsplegingsvergoeding betaald door de instellingen belast met de toepassing van de socialezekerheidswetgeving.
Er kan ook d.m.v. een verzoekschrift kosteloos hoger beroep worden aangetekend tegen een beslissing van de arbeidsrechtbank.
De sociaal verzekerde moet wel het ereloon van zijn advocaat betalen tenzij hij een beroep kan doen op gratis juridische bijstand.
In aangelegenheden van sociale zekerheid kan de zaak worden ingeleid bij verzoekschrift.
Er zijn nog andere mogelijkheden, zoals de dagvaarding of de vrijwillige verschijning maar gezien de voordelen van een procedure bij verzoekschrift wordt daar weinig gebruik van gemaakt.
De procedure moet in principe worden ingeleid binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving van de bestreden rechtshandeling.
Er zijn echter uitzonderingen op die regel, bijvoorbeeld de vordering tot schadeloosstelling voor een beroepsziekte en geschillen m.b.t. arbeidsovereenkomsten.
Na ontvangst van het verzoekschrift roept de griffier de partijen op om te verschijnen op de zitting. De datum wordt vastgesteld door de rechter.
De partijen verschijnen in persoon of ze laten zich vertegenwoordigen door hun advocaat.
Verder kunnen partijen zich op de zitting ook laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde, zoals bijvoorbeeld de echtgenoot, een ouder of een verwante, een afgevaardigde van een representatieve werknemersorganisatie of de vertegenwoordiger van een sociale organisatie die de belangen behartigt van de in de betreffende wet bedoelde groep personen.
De rechter kan een verzoeningspoging ondernemen. Dat is een vrijwillige procedure tussen de partijen die een beroep doen op een neutrale derde om hem te helpen om hun geschil op te lossen in een vertrouwelijke context.
De vordering wordt behandeld als een burgerlijke zaak. In sommige van die zaken (zoals de zaken betreffende sociale zekerheid en sociale bijstand) is de aanwezigheid van de arbeidsauditeur op de zitting verplicht.
De arbeidsauditeur kan aan de minister of aan de bevoegde overheden de voor de behandeling van de zaak noodzakelijke inlichtingen vragen.
De arbeidsauditeur geeft ook een gemotiveerd advies over het door de arbeidsrechtbank behandelde geschil.
De rechter kan drie soorten beslissingen nemen: een vonnis alvorens recht te doen (tussenvonnis), een provisioneel vonnis of een eindvonnis.
In een vonnis alvorens recht te doen (= tussenvonnis) kan de rechter bijvoorbeeld een deskundige aanstellen.
In een provisioneel vonnis kan hij een voorlopig bedrag toewijzen in afwachting van een eindbeslissing.
In een eindvonnis neemt de rechter een volledige beslissing over het geschil. De zaak is dan definitief afgesloten, tenzij het openbaar ministerie of (een van) de partijen hoger beroep aantekenen.
Burgerlijke zaak
Een burgerlijke procedure is een procedure over een geschil dat enkel betrekking heeft op de relatie tussen particulieren (bv. tussen werknemer en werkgever, huurder en verhuurder of verzekerde en verzekeringsmaatschappij). Er staan enkel private belangen op het spel, die geen weerslag hebben op de belangen van de samenleving.
Verloop burgerlijke zaak
Het Belgisch recht voorziet verschillende manieren om een zaak voor een rechtbank te brengen.
Dagvaarding
De dagvaarding is de meest gangbare manier om een zaak voor de rechtbank te brengen.
Daarvoor doet de eisende partij een beroep op een gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding aan de tegenpartij overhandigt. De dagvaarding is een officiële oproeping om voor de rechtbank te verschijnen.
De dagvaarding moet verplicht een aantal zaken vermelden, zoals:
- de dag, het uur en de plaats van de zitting;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de eisende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verwerende partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt.
Vrijwillige verschijning
De vrijwillige verschijning kan worden gevraagd d.m.v. een gezamenlijk verzoekschrift. Het origineel daarvan moet door alle partijen ondertekend en gedagtekend zijn. Het verzoekschrift kan worden neergelegd op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie worden opgestuurd.
Als de partijen of één van hen in het verzoekschrift daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, kan de zitting worden vastgesteld binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift.
Door de vrijwillige verschijning kunnen de partijen de voorafgaande betaling van de dagvaardingskosten aan de gerechtsdeurwaarder, of de terugbetaling ervan, vermijden.
Tegensprekelijk verzoekschrift
Een zaak kan in de door de wet bepaalde gevallen (bv. bij geschillen tussen echtgenoten en huurgeschillen) worden ingeleid d.m.v. een ‘tegensprekelijk verzoekschrift’. De verzoekende partij kan het verzoekschrift neerleggen op de griffie of per aangetekende brief naar de griffie opsturen.
Het verzoekschrift moet worden neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
Het verzoekschrift moet een aantal zaken verplicht vermelden, zoals:
- de dag, de maand en het jaar;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de verzoekende partij en desgevallend haar rijksregisternummer of ondernemingsnummer;
- de naam, de voornaam en de woonplaats van de op te roepen partij;
- het voorwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering;
- de rechter voor wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
- de handtekening van de verzoekende partij of van haar advocaat.
De partijen worden door de griffier per brief opgeroepen zodat ze weten dat ze op een bepaalde datum op de zitting moeten verschijnen.
Eenzijdig verzoekschrift
In uitzonderlijke door de wet bepaalde gevallen kan een zaak voor de rechter worden gebracht d.m.v. een eenzijdig verzoekschrift dat op de griffie wordt neergelegd.
De tegenpartij wordt niet op de hoogte gebracht van de zaak. Dat gebeurt pas nadat de rechter zijn beslissing heeft genomen.
Een zaak wordt op die manier ingeleid bv. wanneer de tegenpartij niet gekend is of wanneer het noodzakelijk is dat de tegenpartij niet op de hoogte is van de procedure.
Zodra de tegenpartij in kennis is gesteld van de uitspraak, kan ze zich wel nog tegen de beslissing verzetten.
De inleidende zitting is de eerste zitting waarmee de burgerlijke procedure van start gaat.
Op de inleidende zitting zijn verschillende scenario’s mogelijk:
Als de eisende partij geen initiatief neemt, dan bepaalt de rechter afhankelijk van de voorliggende gegevens ofwel conclusietermijnen met een zittingsdatum ofwel ‘verwijst hij de zaak naar de rol’. In het laatste geval betekent dit dat de rechter de zaak on hold zet. Zolang geen enkele partij dan vraagt om de zaak terug op een zitting in te plannen, wordt de zaak niet door de rechter behandeld.
De verwerende partij verschijnt niet.
Als de verwerende partij niet op de inleidende zitting verschijnt, dan kan de eisende partij ondanks de afwezigheid van de tegenpartij een initiatief nemen. Zij kan vragen dat de rechter de zaak onmiddellijk behandelt. De rechter zal dan een zogenaamd ‘verstekvonnis’ uitspreken. Dat heet zo omdat de tegenpartij ‘verstek heeft laten gaan’ op de zitting en haar argumenten niet heeft aangevoerd.
De partijen verschijnen wel.
De partijen kunnen in eigen persoon verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door hun advocaten. In bepaalde gevallen kunnen de partijen zich ook laten vertegenwoordigen door andere personen uit hun omgeving.
Hierna volgt een korte beschrijving van de procedure als de partijen verschijnen.
Ook in deze fase zijn twee scenario’s mogelijk.
Een relatief eenvoudige zaak
Een betrekkelijk eenvoudige zaak kan onder bepaalde voorwaarden ‘in korte debatten’ worden behandeld op de inleidende zitting. Als er echter al te veel zaken op die inleidende zitting gepland zijn, dan wordt de zaak uitgesteld naar een latere zitting.
Een complexe zaak
Een complexe zaak vereist een procedure van ‘instaatstelling’. Dat houdt in dat de partijen samen een kalender vastleggen voor het uitwisselen van de conclusies. Daarin wordt een concrete termijn vastgesteld binnen dewelke de partijen aan de andere partij en aan de rechter hun schriftelijke argumenten moeten meedelen.
Vervolgens bepaalt de rechter de datum waarop de zaak kan worden gepleit.
Als de partijen niet tot een akkoord komen, legt de rechter binnen de zes weken na de inleidende zitting ambtshalve de conclusietermijnen alsook de datum van de zitting waarop de zaak zal worden gepleit vast.
Na de instaatstelling van de zaak, wanneer iedereen zijn argumenten via conclusies heeft kunnen meedelen, kunnen de partijen hun advocaten laten pleiten en/of zelf hun argumenten uiteenzetten.
Op het einde van de zitting sluit de rechter de debatten en neemt hij de zaak ‘in beraad’. Met andere woorden, de rechter analyseert het dossier met alle conclusies en alle stukken die de partijen hebben neergelegd om zijn oordeel te kunnen vormen.
In principe valt de beslissing een maand later. Afhankelijk van de complexiteit van de zaak kan die termijn korter of langer zijn.
De term ‘vonnis’ wordt gebruikt voor verschillende soorten rechterlijke beslissingen.
De term ‘vonnis’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in eerste aanleg, zoals de vredegerechten, de politierechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken.
De term ‘arrest’ verwijst naar een beslissing van een gerecht in hoger beroep, zoals de hoven van beroep en de arbeidshoven, of het Hof van Cassatie. Die term wordt echter ook gebruikt door de Raad van State en andere instanties.
De term ‘beschikking’ wordt gebruikt voor uitspraken in procedures in kort geding of op eenzijdig verzoekschrift.
De uitspraak kan gebeuren op verschillende manieren:
- De rechter spreekt onmiddellijk een eindvonnis uit, en dit voor de zaak in zijn geheel.
- De rechter spreekt een tussenvonnis uit wanneer hij meent dat hij nog niet over alle nodige informatie beschikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn om een deskundige aan te stellen, bijkomende bewijzen te vragen …
Het vonnis moet gemotiveerd zijn en ondertekend worden door alle rechters (één rechter bij de vredegerechten en de politierechtbanken) die de zaak mee behandeld hebben.
Het vonnis vermeldt ook de naam van de partij die de gerechtskosten moet betalen.
Hoger beroep bij het hof van beroep
Als één van de partijen niet akkoord gaat met een beslissing van de rechtbank van eerste aanleg of de ondernemingsrechtbank, kan ze hoger beroep aantekenen bij het hof van beroep. In dat geval behandelt het hof van beroep de zaak een tweede keer.
Als één van de partijen niet akkoord gaat met een beslissing van de rechtbank van eerste aanleg of de ondernemingsrechtbank, kan ze hoger beroep aantekenen bij het hof van beroep. In dat geval behandelt het hof van beroep de zaak een tweede keer.
Alle partijen - de veroordeelde, de burgerlijke partij, de eisende partij, de verwerende partij of het openbaar ministerie - kunnen hoger beroep aantekenen (behalve in de gevallen waar geen hoger beroep mogelijk is).
Verloop hoger beroep
In burgerlijke zaken kan de partij die hoger beroep wil aantekenen de beroepsprocedure op verschillende manier inleiden:
- bij akte van een gerechtsdeurwaarder die aan de tegenpartij wordt betekend;
- bij tegensprekelijk verzoekschrift dat wordt ingediend op de griffie van het gerecht in hoger beroep;
- bij ter post aangetekende brief in de door de wet bepaalde gevallen;
- bij conclusie, ten aanzien van iedere partij die bij het geding aanwezig of vertegenwoordigd is.
De akte van hoger beroep moet een aantal bij wet bepaalde vermeldingen bevatten en het hoger beroep moet ingesteld worden binnen de bij wet voorziene termijnen.
De procedure in hoger beroep is quasi identiek aan de procedure voor de eerste rechter.
In strafzaken kan hoger beroep worden aangetekend door het openbaar ministerie, de beschuldigde, de burgerlijke partij, de burgerlijk verantwoordelijke partij, enz.
Het openbaar ministerie kan hoger beroep aantekenen door een verklaring van hoger neer te leggen op de griffie van het gerecht dat het vonnis heeft gewezen.
Indien het hoger beroep wordt ingesteld door het openbaar ministerie bij het gerecht waar de zaak in beroep moet worden behandeld, moet het hoger beroep worden ingeleid bij exploot van een gerechtsdeurwaarder.
De beschuldigde en de andere partijen kunnen ook het hoger beroep instellen door een verklaring van hoger beroep in te dienen op de griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen.
De akte van hoger beroep moet een aantal bij wet bepaalde vermeldingen bevatten en het hoger beroep moet ingesteld worden binnen de bij wet voorziene termijnen.
Strafzaak
Een persoon die de wet overtreedt en de belangen van de maatschappij schaadt, begaat strafbare feiten.
Strafzaken worden behandeld door de politierechtbank, de correctionele rechtbank, het hof van beroep of het hof van assisen.
Verloop strafzaak
Verwijzing door de onderzoeksgerechten
De raadkamer en de kamer van inbeschuldigingstelling zijn onderzoeksgerechten. Ze moeten een beschikking nemen om een zaak naar de vonnisgerechten (bv. de politierechtbank of de correctionele rechtbank) te verwijzen.
Na het opstellen van de beschikking van verwijzing moet het openbaar ministerie nog tot de dagvaarding overgaan.
Dagvaarding door het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie kan alleen rechtstreeks dagvaarden in zaken die enkel het voorwerp uitmaken van een opsporingsonderzoek. Dat onderzoek wordt gevoerd door het openbaar ministerie.
Zaken die daarentegen het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek (een onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter), moeten naar een vonnisgerecht (bv. de politierechtbank of de correctionele rechtbank) verwezen worden door een beschikking van de raadkamer of van de kamer van inbeschuldigingstelling.
In geval van rechtstreekse dagvaarding kan het openbaar ministerie een wanbedrijf omzetten in een overtreding (dagvaarding voor de politierechtbank) of een misdaad correctionaliseren (dagvaarding voor de correctionele rechtbank).
Dagvaarding door de burgerlijke partij
Behalve het openbaar ministerie kan ook de burgerlijke partij een beklaagde rechtstreeks dagvaarden.
De burgerlijke partij kan bijvoorbeeld rechtstreeks dagvaarden wanneer het openbaar ministerie een klacht (waaraan om allerlei redenen geen gevolg werd gegeven) zonder gevolg heeft geklasseerd.
Dat kan ze enkel voor wanbedrijven en overtredingen, maar niet voor misdaden, want alleen het openbaar ministerie kan verzachtende omstandigheden in aanmerking nemen in geval van een rechtstreekse dagvaarding.
Vrijwillige verschijning in strafzaken
Een beklaagde kan in bepaalde gevallen ‘vrijwillig’ verschijnen (bv. als er problemen zijn met de dagvaarding).
Hij is niet verplicht om op een vraag tot vrijwillige verschijning in te gaan.
Oproeping bij proces-verbaal in strafzaken
In bepaalde gevallen kan de beklaagde die aangehouden werd in uitvoering van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, opgeroepen worden om voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank te verschijnen.
In dat geval wordt de beklaagde op de hoogte gebracht van de feiten die hem ten laste worden gelegd alsook van de plaats, de dag en het uur waarop hij dient te verschijnen. Die kennisgeving geldt als dagvaarding.
Beroep tegen een bevel tot betalen
De procureur des Konings kan een bevel tot betalen voor een verkeersinbreuk naar een overtreder sturen. Als de overtreder niet akkoord gaat omdat hij de verkeersinbreuk zelf betwist of om andere redenen, kan de overtreder beroep aantekenen.
Er zijn drie manieren om beroep aan te tekenen:
- door een verzoekschrift persoonlijk af te geven op de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift aangetekend via de post op te sturen naar de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift te mailen naar de griffie van de politierechtbank.
Als het beroep ontvankelijk is, valt het bevel tot betalen weg en zal de politierechtbank oordelen over de verkeersinbreuk, zoals onder ‘2. Zitting’ werd uiteengezet.
Beroep tegen de weigering om de immobilisering van een voertuig op te heffen
In bepaalde gevallen die in de verkeerswetgeving zijn voorzien, kunnen de politie en de procureur des Konings beslissen om een voertuig te immobiliseren.
De eigenaar van een geïmmobiliseerd voertuig kan aan de procureur des Konings vragen om het voertuig terug te geven. Als de procureur des Konings weigert om de immobilisering op te heffen en het voertuig niet wil teruggeven, kan de eigenaar tegen die weigering beroep aantekenen.
Er zijn drie manieren om beroep aan te tekenen:
- door een verzoekschrift persoonlijk af te geven op de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift aangetekend via de post op te sturen naar de griffie van de politierechtbank;
- door een verzoekschrift te mailen naar de griffie van de politierechtbank.
De politierechtbank zal oordelen over de opheffing van de immobilisering en de eventuele teruggave van het voertuig aan de eigenaar, maar nog niet over de verkeersinbreuken zelf.
De beklaagde is niet verplicht om te verschijnen. Hij kan zich door zijn advocaat laten vertegenwoordigen.
Als de rechtbank het echter opportuun acht, kan ze de beklaagde bevelen om in eigen persoon te verschijnen.
Het verloop van een normale zitting kan je als volgt samenvatten:
- controle van de identiteit van de partijen (beklaagde, burgerlijke partij ...);
- ondervraging van de beklaagde;
- uiteenzetting van de vordering van de burgerlijke partij, als er één is;
- strafvordering door het openbaar ministerie;
- de beklaagde en zijn advocaat zetten hun argumenten ter verdediging uiteen.
In de praktijk kan van die volgorde worden afgeweken, met name indien deskundigen en getuigen worden verhoord.
Als ze dat wensen, kunnen de advocaten ook bovenop hun mondelinge pleidooien schriftelijke conclusies neerleggen.
Het vonnis wordt onmiddellijk na de mondelinge behandeling van de zaak uitgesproken, op het einde van de zitting of op een latere datum. In dat laatste geval wordt de datum meestal vastgelegd binnen een termijn van maximum een maand vanaf de zitting waarop de debatten gesloten werden.
De uitspraak van het vonnis volgt meestal sneller als de beklaagde op het moment dat hij op de zitting verschijnt in hechtenis is. Dat hangt evenwel af van de complexiteit van de zaak en de omvang van het dossier.
Het vonnis wordt uitgesproken in de openbare terechtzitting in aanwezigheid van het openbaar ministerie, ook al werd de zaak zelf met gesloten deuren behandeld (bv. een zedenzaak).
De voorzitter kan het voorlezen van het vonnis beperken tot het beschikkend gedeelte. Dat gedeelte van het vonnis vermeldt de feiten waaraan de beklaagde al dan niet schuldig wordt bevonden, alsook de straffen voor de bewezen verklaarde feiten.
In het vonnis wordt ook uitspraak gedaan over de gerechtskosten.
De beklaagde ontvangt per e-mail of via de advocaat de melding dat hij het vonnis kan bekijken op Just-on-Web. Is er geen e-mailadres bekend, dan ontvangt de beklaagde een brief met de melding dat het vonnis digitaal beschikbaar is en de instructies om het vonnis te raadplegen.
In geval van een vrijheidsstraf van drie jaar of meer zonder uitstel kan de rechter op verzoek van het openbaar ministerie de onmiddellijke aanhouding bevelen.
Die beslissing wordt voorafgegaan door een debat waarin de beklaagde en zijn advocaat de mogelijkheid hebben om gehoord te worden over die beslissing tot onmiddellijke aanhouding.
In geval van onmiddellijke aanhouding wordt de beklaagde onmiddellijk naar de gevangenis overgebracht, zonder dat hij eerst nog de gelegenheid krijgt om naar huis te gaan.
De rechter die de onmiddellijke aanhouding beveelt moet zijn beslissing motiveren. Die beslissing mag enkel gegrond zijn op het gevaar dat de beklaagde zich aan de uitvoering van de straf zou onttrekken door te vluchten of op het gevaar voor recidive.
Assisenzaak
Het hof van assisen zetelt in principe in de hoofdplaats van iedere provincie.
Het hof van assisen is geen permanent rechtscollege. Het wordt opgericht telkens wanneer een beschuldigde door de kamer van inbeschuldigingstelling naar het hof van assisen wordt verwezen.
Voor meer informatie over de bevoegdheden van het hof van assisen, klik hier.
Verloop van een assisenzaak
Het hof
Het hof van assisen bestaat uit drie magistraten: een voorzitter (lid van het hof van beroep) en twee assessoren (leden van de rechtbank van eerste aanleg).
De voorzitter wordt voor één of meerdere zaken aangewezen door de eerste voorzitter van het hof van beroep. De assessoren worden voor iedere zaak aangewezen door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.
Openbaar ministerie
Bij het hof van assisen wordt het openbaar ministerie vertegenwoordigd door de procureur-generaal van het hof van beroep. Hij kan zijn functies delegeren aan een advocaat-generaal, aan een substituut van de procureur-generaal, of aan een lid van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar het hof van assisen zetelt.
De griffier
De functie van griffier wordt bij het hof van assisen uitgeoefend door een griffier van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar het hof van assisen zetelt. Hij wordt aangewezen door de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg.
De jury
Het hof van assisen wordt bijgestaan door een jury. Die bestaat uit twaalf burgers die door uitloting worden aangewezen.
Om op de lijst van gezworenen te komen, moet u voldoen aan bepaalde voorwaarden:
- ingeschreven zijn in het kiezersregister van de wetgevende kamers;
- de burgerlijke en politieke rechten genieten;
- de volle leeftijd van 28 jaar bereikt hebben en jonger zijn dan 65 jaar op het moment van het opstellen van de gemeentelijke lijsten;
- kunnen lezen en schrijven;
- geen strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden of tot een werkstraf van meer dan 60 uur hebben opgelopen, noch een elektronisch toezicht van meer dan vier maand, een werkstraf van meer dan zestig uur of een autonome probatiestraf van één jaar of meer.
Om de vier jaar wordt er een algemene lijst van gezworenen opgesteld op basis van de gemeentelijke en de provinciale lijsten.
Voor elke zaak wordt er een bijzondere lijst van de gezworenen opgesteld door een aantal namen (60) van de algemene lijst uit te loten.
De beschuldigde verschijnt in persoon en laat zich door één of meerdere advocaten bijstaan.
De benadeelde persoon (of zijn erfgenamen) mogen in persoon verschijnen en /of zich door één of meerdere advocaten laten bijstaan.
Zowel de beschuldigde als de burgerlijke partij mogen een beroep doen op gratis rechtsbijstand en/of een pro-deo-advocaat als ze voldoen aan de toekenningsvoorwaarden.
Schematisch voorgesteld verloopt een assisenproces als volgt:
- neerlegging van de lijst van de getuigen;
- preliminaire zitting voor de rechtbank met alle partijen maar zonder de jury; opmaak van de lijst van getuigen;
- samenstelling van de jury (12 leden), aanwijzing van een aantal plaatsvervangende juryleden en eedaflegging van de juryleden;
- eventuele wraking van bepaalde juryleden door het openbaar ministerie en de verdediging, die geen redenen moeten aanvoeren voor de wraking;
- voorlezing van akte van inbeschuldigingstelling (schriftelijk stuk opgesteld door het openbaar ministerie waarin de zaak wordt samengevat);
- (eventuele) voorlezing van de akte van verdediging (opgesteld door de verdediging van de beschuldigde);
- verhoor van de beschuldigde door de voorzitter van het hof van assisen;
- voorlezing van de lijst van de door het openbaar ministerie, de burgerlijke partij en de beschuldigde opgeroepen getuigen;
- burgerlijkepartijstelling door de benadeelde of zijn erfgenamen (ook in een eerder stadium van de procedure mogelijk);
- verhoor van de getuigen door het openbaar ministerie;
- verhoor van de getuigen door de burgerlijke partij;
- verhoor van de getuigen door de verdediging;
- in principe eedaflegging door alle getuigen (hetzij als getuige hetzij als deskundige en als getuige; hierop bestaan een aantal uitzonderingen);
- vordering van het openbaar ministerie;
- pleidooien van de burgerlijke partij;
- Pleidooien van de verdediging;
- laatste woord van de beschuldigde;
- eventuele repliek van het openbaar ministerie, de burgerlijke partij, de beschuldigde en opnieuw het laatste woord van de beschuldigde;
- vragen van de voorzitter van het hof van assisen (de vragen waarop de jury moet antwoorden);
- uitleg van de vragen door de voorzitter;
- instructies van de voorzitter aan de jury over de werkwijze van de beraadslaging;
- overhandiging van het dossier en de stukken aan de jury;
- beraadslaging van de jury (zonder de plaatsvervangende juryleden);
- uitspraak over de schuldvraag door de jury, in principe zonder tussenkomst van de beroepsrechters. In sommige gevallen beraadslaagt het hof echter ook over de schuldvraag;
- antwoord van de jury op gestelde vragen;
- debat over de straftoemeting tussen het openbaar ministerie en de verdediging (de burgerlijke partij komt hier niet tussen);
- beraadslaging door het hof samen met de jury over de op te leggen straf;
- voorlezing van de uitspraak (arrest) door het hof;
- als er een burgerlijke partij is, behandeling van de vordering van de burgerlijke partij op dezelfde dag of later.
Zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren
Enkel het openbaar ministerie kan beslissen of een zaak al dan niet voor de jeugdrechtbank wordt gebracht. U kan niet zelf een zaak die een minderjarige betreft voor de jeugdrechter brengen.
De jeugdrechtbank komt tussen wanneer een minderjarige een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd of in moeilijkheden of in gevaar verkeert.
Verloop zaken die tot de bevoegdheid van de jeugdrechtbank behoren
Wanneer een minderjarige een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd, moet daarvan aangifte worden gedaan bij de politie opdat die de jongere verhoort en een proces-verbaal van verhoor opstelt.
Dat proces-verbaal wordt naar het parket van de procureur des Konings (openbaar ministerie) gestuurd.
Het openbaar ministerie beslist vervolgens of de jongere voor de jeugdrechter moet komen of niet.
Zo ja, dan zal de jeugdrechter een beslissing nemen waarbij hij rekening houdt met een aantal elementen zoals de feiten en de oorzaken van het gedrag van de minderjarige.
Minderjarigen in moeilijkheden worden in eerste instantie opgevangen en geholpen door de diensten voor jeugdhulp. De diensten voor jeugdhulp bieden hulp aan op vrijwillige basis.
Indien nodig kan er een beroep gedaan worden op de gemandateerde diensten zoals de centra voor ondersteuning of de vertrouwenscentra voor kindermishandeling, om een jongere in het bijzonder te onderzoeken en op te volgen. Die centra bieden een meer directe aanpak en/of gespecialiseerde hulp in verontrustende situaties die een sociaal optreden vereisen.
Als de jongere en/of de ouders de nodige hulp weigeren, kunnen de erkende diensten zich richten tot het openbaar ministerie. Dat kan de jeugdrechter vatten opdat die maatregelen zou nemen ter bescherming van de minderjarige.
Na een tijd kan de opgelegde beschermingsmaatregel na evaluatie worden omgezet in vrijwillige hulp.
Enkel minderjarigen die direct in gevaar zijn (hoogdringende gevallen) hebben recht op onmiddellijke gerechtelijke jeugdhulp.
Procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank
De strafuitvoeringsrechtbank neemt beslissingen over de uitvoering van vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar
De strafuitvoeringsrechtbank neemt beslissingen:
over de uitvoering van vrijheidsstraffen van meer dan drie jaar;
Verloop procedure voor de strafuitvoeringsrechtbank
Zowel tot de voorwaardelijke invrijheidsstelling als tot de voorlopige invrijheidstelling met het oog verwijdering van het grondgebied of uitlevering wordt beslist door de strafuitvoeringsrechtbank.
Zes maanden voor het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling brengt de directeur van de gevangenis hem schriftelijk op de hoogte van die mogelijkheid. Vanaf dat moment kan de veroordeelde een schriftelijk verzoek indienen tot voorwaardelijke invrijheidstelling, en dit overeenkomstig de wettelijke bepalingen.
Als veroordeelde kan u de strafuitvoeringsrechtbank schriftelijk verzoeken om beperkte hechtenis of elektronisch toezicht. Dat verzoek legt u schriftelijk neer op de griffie van de gevangenis. Beperkte detentie en elektronisch toezicht kunnen pas worden toegestaan zes maanden voor de datum waarop u in aanmerking komt voor een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling. Vier maanden voor dat moment brengt de directeur van de gevangenis u schriftelijk op de hoogte van de mogelijkheid om beperkte detentie of elektronisch toezicht aan te vragen. Vanaf dat moment kan u uw schriftelijke aanvraag indienen.
Hoger beroep bij het arbeidshof
Als één van de partijen niet akkoord gaat met een beslissing van de arbeidsrechtbank, kan ze hoger beroep aantekenen bij het arbeidshof. In dat geval wordt de zaak een tweede keer behandeld door het arbeidshof.
Als één van de partijen niet akkoord gaat met een beslissing van de arbeidsrechtbank, kan ze hoger beroep aantekenen bij het arbeidshof. In dat geval wordt de zaak een tweede keer behandeld door het arbeidshof.
Verloop hoger beroep bij het arbeidshof
In sociale zaken kan hoger beroep worden aangetekend op verschillende manieren:
- bij akte van een gerechtsdeurwaarder die aan de tegenpartij wordt betekend;
- bij tegensprekelijk verzoekschrift dat wordt neergelegd op de griffie van het gerecht in hoger beroep;
- bij ter post aangetekende brief in de door de wet bepaalde gevallen;
- bij conclusie, ten aanzien van iedere partij die bij het geding aanwezig of vertegenwoordigd is.
De akte van hoger beroep moet een aantal bij wet bepaalde vermeldingen bevatten en het hoger beroep moet ingesteld worden binnen de voorziene termijnen.
De procedure in hoger beroep is quasi identiek aan de procedure voor de eerste rechter.