16/10/2024

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen – afdeling Gent heeft een beklaagde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel voor een termijn van 3 jaar en een geldboete van 800 euro met uitstel voor een termijn van 3 jaar.  De beklaagde had als zaakvoerder van een stellingbouwbedrijf twee ex-werknemers bedreigd en belaagd.

Feiten

Op 25 augustus 2023 leggen twee personen klacht neer tegen de bedrijfsleider van een firma in stellingbouw, en dit wegens belaging, laster en eerroof, bedreigingen en poging tot moord. Beide personen (een man en een vrouw) waren enkele weken eerder bij het bedrijf ontslagen – volgens hen onterecht. Sindsdien werden zij door de bedrijfsleider onophoudelijk belaagd en bedreigd met de dood, onder andere telefonisch (sms) en via Facebook. De bedrijfsleider stuurde ook twee mannen op hen af, kwam naar hun woning en maakte hun persoonlijke gegevens op verschillende manieren publiekelijk bekend.

Onderzoek

Op basis van een politie-onderzoek wordt de beklaagde op 14 september 2023 gearresteerd en verhoord. Hij verklaarde dat de mannelijke ex-werknemer hem had opgelicht. Zijn firma kwam hierdoor ernstig in gevaar. Ook na het ontslag van de mannelijke medewerker kwamen nog diverse feiten aan het licht, waaronder aangepaste facturen en vermeldingen van een persoonlijk rekeningnummer.

De beklaagde geeft toe dat hij heel kwaad reageerde toen hij vaststelde dat de mannelijke ex-werknemer ook nog geld van hem had gestolen. Hij bevestigt dat hij berichten heeft verzonden, dreigementen heeft geuit en op 22 augustus 2023 samen met een man naar het huis van de ex-werknemers is gegaan (die woonden als koppel samen). De vrouwelijke ex-werknemer is daar naar buiten gekomen en probeerde hen weg te sturen. De beklaagde heeft dan foto’s van het huis genomen. De beklaagde heeft daarna de feiten en de foto’s van het huis online geplaatst en aan bepaalde media bezorgd.

Ook in zijn verhoor herhaalde de beklaagde de doodsbedreigingen naar de mannelijke ex-werknemer indien zijn bedrijf failliet zou gaan. De beklaagde ziet zichzelf in deze zaak als slachtoffer en niet als dader. Hij hoopt dat de mannelijke ex-werknemer voor zijn fraudedaden wordt gestraft.

Op 28 september 2023 werden beide ex-werknemers verhoord. Later werden ook de beide mannen en de buren van de ex-werknemers ondervraagd.

Tenlastelegging

Op basis van het onderzoek werden beide mannen buiten vervolging gesteld voor belaging. De beklaagde werd verwezen naar de correctionele rechtbank voor belaging en bedreigingen, maar buiten vervolging gesteld voor laster en voor poging moord.

Volgens de rechtbank zijn de feiten van belaging en bedreigingen bewezen. De rechtbank baseerde zich daarvoor op volgende elementen:

  • de vaststellingen door de politiediensten;
  • de klacht met burgerlijke partijstelling door beide ex-werknemers, waarvan de inhoud deels bevestigd is door de gevoegde stukken en het gevoerde strafonderzoek;
  • de stukken met betrekking tot de Facebookberichten en de mediaberichten;
  • de resultaten van het gevoerde telefonie-onderzoek;
  • de resultaten van de uitlezing van de gsm van de beklaagde;
  • de specifieke inhoud en aard van het sms-bericht van de beklaagde aan de mannelijke ex-werknemer, waarbij de beklaagde uitdrukkelijk heeft toegegeven dat hij dit bericht heeft verstuurd;
  • de specifieke inhoud en aard van de andere sms’en en mails gericht aan de ex-werknemers, die duidelijk bedreigend zijn;
  • het feit dat de manier waarop de beklaagde berichten heeft gestuurd naar de ex-werknemers en de manier waarop hij hen in de media herhaaldelijk heeft afgeschilderd wel degelijk belagend zijn;
  • de inhoud van de verhoren van de beklaagde bij de politie en bij de onderzoeksrechter, waarin hij de feiten uitdrukkelijk heeft toegegeven en ook lijkt toe te geven dat zijn reactie ongepast was;
  • het feit dat de beklaagde op de zitting van 18 september 2024 uitdrukkelijk geen enkele betwisting heeft gevoerd omtrent de hem ten laste gelegde feiten en hun kwalificatie.

Het feit dat de beklaagde mogelijks een gegronde reden had voor zijn kwaadheid ten aanzien van de mannelijke ex-werknemer doet daarbij geen afbreuk aan de wederrechtelijkheid van zijn ongepaste en onrechtmatige reactie daarop.

Strafmaat

De rechtbank veroordeelde de beklaagde tot de minimumstraf, namelijk een gevangenisstraf van 6 maanden met uitstel voor een termijn van 3 jaar, en een geldboete van 800 euro met uitstel voor een termijn van 3 jaar. Aan beide burgerlijke partijen moet de beklaagde telkens een schadevergoeding van 1 euro betalen.

Motivering rechtbank

Bij het bepalen van de strafmaat en de vordering van de burgerlijke partij hield de rechtbank rekening met de volgende elementen:

  • De ernstige feiten die in hoofde van de beklaagde getuigen van een enigszins verstoord waarden- en normenpatroon. De beklaagde heeft aangetoond dat hij op het moment van de feiten onvoldoende respect had voor andermans psychische integriteit. De beklaagde moet leren zijn gedrag en uitlatingen onder controle te krijgen.
  • Het strafrechtelijk verleden van de beklaagde, met zeven eerdere politionele veroordelingen, negen eerdere correctionele veroordelingen (waarvan verschillende voor agressiedelicten die wel van veel vroeger dateren) en enkele sociaal-strafrechtelijke veroordelingen in het kader van de uitbating van zijn firma. Op basis van dit strafregister kon de beklaagde niet meer genieten van de gunst van de opschorting.
  • De rechtbank kan begrip opbrengen voor de kwaadheid van de beklaagde, al of niet terecht, maar niet voor zijn reactie.
  • De burgerlijke partijen konden geen stukken voorleggen waaruit bleek dat zij psychologische begeleiding nodig hadden en bepaalde jobaanbiedingen waren misgelopen. Voor hun schade verwezen zij enkel naar hun eigen verklaringen. Voor hun vordering tot het bekomen van een morele schadevergoeding legden zij geen enkel stuk voor.