Bij arrest van 28 februari 2025 heeft het Hof van Cassatie bevestigd dat een plaatsvervangende magistraat ook na het bereiken van de leeftijd van 70 jaar kan fungeren als dienstdoend voorzitter ter vervanging van de voorzitter voor rechtsprekende taken.
In 2024 werd door diverse media bericht over een zaak waarin werd voorgehouden dat bepaalde beschikkingen gewezen door een plaatsvervangende magistraat in de ondernemingsrechtbank Gent nietig of ongeldig zouden zijn omdat de betrokken magistraat een leeftijdsgrens had overschreden (zie o.a. “Vragen bij geldigheid Dendermonde vonnissen van 72 jarige magistraat” in De Tijd 21 februari 2024 en “Hof van beroep tornt niet aan beslissingen omstreden rechter Dendermonde” in De Tijd 10 april 2024).
De betrokken plaatsvervangende magistraat werd door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank aangewezen om haar te vervangen met betrekking tot de rechtsprekende taken van de voorzitter, zoals neergelegd o.a. in artikel XX.32 WER.
In dat kader heeft de betrokken plaatsvervangende magistraat, als dienstdoend voorzitter bij beschikking van 27 april 2023 een onderneming onder voorlopig bewind geplaatst op basis van artikel XX.32 WER met volledige ontneming van beheer.
Deze onderneming werd op dagvaarding van de aangestelde voorlopig bewindvoerder in staat van faillissement verklaard op 9 oktober 2023.
De betrokken onderneming heeft derdenverzet aangetekend tegen voormelde beschikking waarbij hij onder voorlopig bewind werd gesteld o.a. met de argumentatie dat de beschikking nietig zou zijn om reden dat de plaatsvervangende magistraat na het bereiken van de leeftijd van 70 jaar niet meer zou kunnen fungeren als dienstdoend voorzitter. Dit derdenverzet werd afgewezen bij beschikking van 29 juni 2023 met o.a. de motivering dat de voorziene leeftijdsgrens van 70 jaar niet van toepassing is in geval de vervanging enkel betrekking heeft op de loutere rechtsprekende taken van de voorzitter.
Tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld door de betrokken onderneming.
Bij arrest van 8 april 2024 van het Hof van Beroep Gent werd het hoger beroep afgewezen en werd de rechter op derdenverzet bevestigd in haar motivering.
Tegen dit arrest werd een cassatie-voorziening ingesteld door de betrokken onderneming.
Bij arrest van 28 februari 2025 heeft het Hof van Cassatie het ingestelde cassatieberoep verworpen. Het hof bevestigt dat de voorzitter van de ondernemingsrechtbank met betrekking tot haar rechtsprekende taken, zoals deze neergelegd in artikel XX.32 WER, kan worden vervangen door een plaatsvervangende magistraat in de zin van artikel 156bis Gerechtelijk Wetboek, aangewezen met toepassing van artikel 383, § 2, Gerechtelijk Wetboek, en derhalve ook na de leeftijd van zeventig jaar, gedurende een tijdspanne van één jaar die viermaal kan worden hernieuwd.
Het hof komt aldus tot de vaststelling dat de initiële beschikking van 27 april 2023 uitgesproken door de betrokken plaatsvervangende magistraat, rechtsgeldig is.