07/01/2025

De rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk heeft acht jonge beklaagden veroordeeld wegens bankfraude. Door zich te presenteren als bankmedewerkers kregen zij de bankkaarten van oudere kwetsbare personen in hun bezit. In totaal werd een bedrag van 204.386 euro ontvreemd. Bij de strafbepaling hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, maar ook met de jonge leeftijd en het relatief gunstige strafverleden van de beklaagden.

Feiten

Op 5 juli 2022 deed een oudere vrouw uit Kortrijk aangifte bij de politie wegens oplichting via internet. Ze werd opgebeld door een onbekend Nederlands telefoonnummer. De persoon stelde zich voor als bankmedewerker en vertelde dat haar bankkaart misbruikt was. Hij zou iemand langs sturen om de zaak op te lossen. Toen die persoon aankwam, nam hij haar bankkaart mee. Later merkte de oudere vrouw dat er geld van haar rekeningen was gehaald en er via haar bankrekening betalingen in de Mediamarkt waren gebeurd.

Via camerabeelden en een bevraging van ANPR-camera’s kwam de eerste  beklaagde in beeld. In de transacties op zijn bankrekeningen vond de politie een aantal betalingen terug op locaties die aan de feiten konden worden gelinkt. Uit telefonie-onderzoek kon de gsm van de eerste beklaagde worden gecapteerd in Kortrijk, Waregem en Tongeren, telkens op dagen dat daar gelijkaardige feiten van bankfraude plaatsvonden. Via een ANPR-bevraging werd ook zijn voertuig (een Mercedes) op die locaties gecapteerd. De eerste beklaagde bleek ook veel contact te hebben met de vierde beklaagde.

Eerdere controle wagen

Uit onderzoek bleek dat diezelfde wagen al op 4 mei 2022 was gecontroleerd door de politie. In de wagen vond men toen – naast de eerste, tweede en derde beklaagde - veel cash geld, een bankkaart en een gsm. Zowel de bankkaart als de gsm behoorden toe aan oudere personen die het slachtoffer van phishing waren geworden. Ook bij hen was een zogenaamde bankmedewerker na een telefoontje langsgekomen om hun bankkaarten mee te nemen voor onderzoek.

Onderzoek naar Nederlandse oproepnummers

Retroactief onderzoek naar de telefoonnummers van de slachtoffers leerde dat verschillenden van hen op het moment van de feiten minstens door een vijftal Nederlandse nummers waren gebeld. Sommige van die telefoonnummers werden regelmatig gebruikt om oudere personen op te bellen.

Tijdens het verdere onderzoek naar gelijkaardige feiten kwamen ook de andere beklaagden in beeld, waaronder verschillende personen uit Nederland. Bij huiszoekingen bij de diverse verdachten werden onder andere laptops, gsm-toestellen, elektronica, bankkaartlezers, betalingsbewijzen en aankoopbonnetjes aangetroffen.

Conclusie

Alle verdachten waren jonge twintigers uit Limburg of Nederland. Zij stelden zich zowel telefonisch als ter plaatse bij hun slachtoffers voor als bankmedewerkers. Telkens overtuigden ze oudere mensen (met soms een fysieke of psychische kwetsbaarheid) dat er een probleem was met hun bankkaart, en dat zij dit konden oplossen. Via deze list verkregen ze van verschillende ouderen hun bankkaart met bijhorende pincode. Vervolgens haalden zij grote sommen geld af, of gebruikten ze het geld om overschrijvingen te verrichten of online aankopen te doen. Via deze bankfraude werd een totaalbedrag van 204.386 euro ontvreemd.

De slachtoffers waren afkomstig uit heel Vlaanderen, waaronder diverse mensen uit de streek rond Waregem en Kortrijk. Diverse slachtoffers, familieleden en erfgenamen hadden zich burgerlijke partij gesteld.

Tenlasteleggingen

In totaal moesten 8 beklaagden (4 Nederlanders, 3 Belgen en 1  Angolees) zich voor de correctionele rechtbank in Kortrijk verantwoorden voor volgende tenlasteleggingen:

  • Manipulatie van informaticagegevens om onrechtmatig economisch voordeel te verwerven
  • Oplichting met verzwarende omstandigheden*
  • Poging manipulatie van informaticagegevens om onrechtmatig economisch voordeel te verwerven
  • Poging oplichting met verzwarende omstandigheden*
  • Omzetting of overdracht criminele vermogensvoordelen om illegale herkomst te verbergen
  • Verbergen van de aard, de oorsprong, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing of het eigendom van criminele vermogensvoordelen
  • Deelname aan de besluitvorming van een criminele organisatie
  • Betrokkenheid bij niet-geoorloofde activiteiten van een criminele organisatie

* Het ging vooral om oudere slachtoffers die zich door lichamelijke of geestelijke gebreken in een kwetsbare toestand bevonden.

Onderzoeksgegevens: beoordeling door de rechtbank

De rechtbank in Kortrijk volgde niet alle conclusies uit het onderzoek.

Tweede beklaagde

De beklaagden communiceerden en werkten samen via onder andere een Snapchat-account. De beheerder van dit account zou de tweede beklaagde zijn geweest. Hij zou de andere beklaagden hebben aangestuurd en eveneens de Belgische slachtoffers hebben opgebeld.

Volgens de rechtbank kon dit echter niet met voldoende zekerheid worden aangetoond. Uit het dossier bleek dat het Snapchat-account telkens gebruikt werd met een Iphone 14, een type smartphone dat niet bij de tweede beklaagde werd aangetroffen. Men kon ook niet aantonen dat de tweede beklaagde de enige gebruiker van het Snapchat-account was, of dat hij het account op het moment van de feiten gebruikte. Ook de stelling dat het de tweede beklaagde was die de slachtoffers opbelde, kon niet worden bewezen.

De rechtbank achtte het wel bewezen dat de tweede beklaagde contacten had met verschillende andere beklaagden, en met het telefoonnummer dat gebruikt werd om de slachtoffers te contacteren. Hij wist dat de criminele organisatie gebruik maakte van listige kunstgrepen om het plegen van oplichting te vergemakkelijken. Hij heeft vervolgens wetens en willens aan de activiteiten van de criminele organisatie deelgenomen en was er op die manier bij betrokken.

Vijfde beklaagde

Volgens de rechtbank zijn er geen elementen die aantonen dat de vijfde beklaagde op de hoogte was van het bestaan van een criminele organisatie (die overigens uit meer dan twee personen moet bestaan).

Zevende beklaagde

De zevende beklaagde betwistte niet dat hij optrad als chauffeur en daardoor mededader aan de oplichting was. Daaruit volgt echter niet dat hij ook als mededader aan het witwassen van de opbrengsten van die oplichting moet gezien worden. Volgens de rechtbank blijkt niet dat hij op enigerlei wijze betrokken was bij het overschrijven van de gelden.

Achtste beklaagde

Voor de rechtbank bestaat er redelijke twijfel dat de achtste beklaagde kennis had van het bestaan van de criminele organisatie en van het feit dat ze misdrijven pleegde om daaruit direct of indirect vermogensvoordelen te halen. Hij had voornamelijk contact met één persoon. Er is niet voldoende zekerheid dat hij op de hoogte was van het bestaan van een bredere structuur achter zijn contactpersoon.

Strafmaat

Op basis van deze conclusies sprak de rechtbank volgende veroordelingen uit:

Eerste beklaagde

Een gevangenisstraf van 30 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar (met uitzondering van de periode in voorhechtenis), en een geldboete van 4.000 euro, waarvan de helft met uitstel voor een periode van 3 jaar. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 5.000 euro (toegewezen aan een burgerlijke partij).

Aan bepaalde  burgerlijke partijen moet de eerste beklaagde een schadevergoeding van 7.524,99 euro en een rechtsplegingvergoeding van 1.350 euro betalen.

Tweede beklaagde

Een gevangenisstraf van 2 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar (met uitzondering van de periode in voorhechtenis), en een geldboete van 2.000 euro, waarvan de helft met uitstel voor een periode van 3 jaar. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 10.000 euro (toegewezen aan diverse burgerlijke partijen).

Aan bepaalde  burgerlijke partijen moet de tweede beklaagde een schadevergoeding van 37.708,99 euro en een rechtsplegingvergoeding van 4.350 euro betalen.

Derde beklaagde

Een gevangenisstraf van 18 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar, en een geldboete van 1.200 euro. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 10.000 euro.

Vierde beklaagde

Een werkstraf van 150 uur of een vervangende gevangenisstraf van 15 maanden, en een geldboete van 1.200 euro waarvan de helft met uitstel voor een periode van 3 jaar. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 2.500 euro (toegewezen aan een burgerlijke partij).

Aan bepaalde  burgerlijke partijen moet de vierde beklaagde een schadevergoeding van 7.524,99 euro en een rechtsplegingvergoeding van 1.350 euro betalen.

Vijfde beklaagde

Een werkstraf van 70 uur of een vervangende gevangenisstraf van 7 maanden, en een geldboete van 800 euro waarvan de helft met uitstel voor een periode van 3 jaar. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 1.750 euro (toegewezen aan de erfgenamen van een intussen overleden slachtoffer).

Aan bepaalde burgerlijke partijen moet de vijfde beklaagde een schadevergoeding 28.398 euro en een rechtsplegingvergoeding van 3.000 euro betalen.

Zesde beklaagde

Een gevangenisstraf van 2 jaar met uitstel voor een termijn van 5 jaar (met uitzondering van de periode in voorhechtenis), en een geldboete van 2.000 euro, waarvan de helft met uitstel voor een periode van 3 jaar. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 5.000 euro (toegewezen aan diverse burgerlijke partijen).

Aan bepaalde  burgerlijke partijen moet de zesde beklaagde een schadevergoeding van 27.070 euro en een rechtsplegingvergoeding van 3.000 euro betalen.

Zevende beklaagde

Een gevangenisstraf van 24 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar (met uitzondering van de periode in voorhechtenis), en een geldboete van 4.000 euro, waarvan de helft met uitstel voor een periode van 3 jaar. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 3.000 euro (toegewezen aan diverse burgerlijke partijen).

Aan bepaalde  burgerlijke partijen moet de zevende beklaagde een schadevergoeding van 59.732 euro en een rechtsplegingvergoeding van 6.975 euro betalen.

Achtste beklaagde

Een gevangenisstraf van 12 maanden met uitstel voor een termijn van 5 jaar (met uitzondering van de periode in voorhechtenis), en een geldboete van 2.000 euro met uitstel voor een periode van 3 jaar. De rechtbank sprak ook een bijzondere verbeurdverklaring uit voor 1.500 euro (de rechtbank hield rekening met het feit dat de achtste beklaagde de slachtoffers heeft vergoed).

Motivering rechtbank

Bij het bepalen van de strafmaat hield de rechtbank rekening met deze elementen:

  • De aard, hoeveelheid en de ernst van de feiten en de omstandigheden waarin deze werden gepleegd. Er was sprake van een criminele organisatie die op systematische wijze oudere kwetsbare personen oplichtte en hen grote geldsommen afhandig maakte.
  • De afwezigheid in hoofde van de beklaagden van eerbied voor sociale, morele en economische waarden (andermans eigendom in het bijzonder).
  • De jonge leeftijd en het blanco of relatief gunstige strafverleden van sommige beklaagden.