Bestuurder investeringsmaatschappij veroordeeld voor valsheid in informatica en geschriften
De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen afdeling Gent heeft een afgevaardigd bestuurder van een investeringsmaatschappij veroordeeld wegens valsheid in informatica, valsheid in geschriften en het gebruik van vervalste geschriften. De zaak draaide om de vervalsing van een schattingsverslag, dat daarna werd gebruikt bij de verkoop van twee penthouse-appartementen en zes parkeerplaatsen in Gent. De burgerlijke partij is gedelegeerd bestuurder van YES (het vroegere Optima Global Estate).
Aanleiding en feiten
NV Tria was eigenaar van enkele penthouse-appartementen, gelegen in de Gebroeders Van Eyckstraat te Gent. Deze nv werd bestuurd door drie personen, onder wie de burgerlijke partij.
In juni 2017 wilden de twee andere bestuurders van de nv Tria twee appartementen verkopen voor 1.200.000 euro aan de beklaagde, maar met vastgoedmakelaar RL als tussenpersoon. De tussenpersoon werd gebruikt omdat de zakelijke relatie tussen de beklaagde en de burgerlijke partij inmiddels compleet verzuurd was.
Op 19 juni 2017 riepen de twee andere bestuurders de raad van bestuur van de nv Tria bijeen. Hoewel de burgerlijke partij had laten weten niet aanwezig te kunnen zijn, vond de raad van bestuur toch plaats. Tijdens deze raad van bestuur werd de burgerlijke partij ontslagen als gedelegeerd bestuurder. Er werd ook beslist om de verkoopovereenkomst van de twee appartementen en zes parkeerplaatsen te ondertekenen, aan een verkoopprijs van 1.200.000 euro.
Pas maanden later vernam de burgerlijke partij dat niet RL, maar de beklaagde en een maatschap rond diens gezin de eigenaars waren geworden van de appartementen.
De beklaagde had eerder via zijn vennootschap een bedrag van 7 miljoen euro geleend aan nv Optima Global Estate (na naamswijziging YES), met de burgerlijke partij als gedelegeerd bestuurder. Die had zich samen met de twee andere bestuurders van de nv Tria voor deze lening borg gesteld.
De burgerlijke partij stelde dat beide appartementen en de zes parkeerplaatsen – zonder zijn medeweten – door de twee andere bestuurders onder de markprijs waren verkocht, en dit om hun persoonlijke borgstelling van de YES-lening bij de beklaagde te vervullen.
De beklaagde was immers overgegaan tot uitwinning van de borgen na het faillissement van de nv Optima Bank, met een cascade aan faillissementen van samenhangende vennootschappen en de ontbinding van de moedervennootschappen (nv Optima Group en nv Global Investments) tot gevolg. De burgerlijke partij werd in dit kader veroordeeld tot betaling van 5.400.000 euro aan de investeringsmaatschappij, terwijl een dading werd gesloten met de twee andere bestuurders van de nv Tria die zich borg hadden gesteld.
Onderzoek
Schattingsverslag
Met het oog op de aankoop van de appartementen deden de partijen een beroep op een schatter. Die maakte op 16 maart 2017 een eerste verslag op, waarin de verkoopwaarde werd geschat op 1.550.000 euro. Dit verslag werd overgemaakt aan vastgoedmakelaar RL.
De dag nadien volgt een e-mail van AB, een medewerker van de beklaagde, waarin wordt gesteld dat men moet kunnen landen op 1.200.000 euro voor beide appartementen, en met de vraag om daar een mouw aan te passen. Deze vraag wordt vervolgens doorgespeeld naar de schatter.
Op 20 maart 2017 mailt de schatter een tweede verslag naar vastgoedmakelaar RL, waarin de verkoopwaarde werd bepaald van 1.390.000 euro.
Op 21 maart 2017 verstuurt RL naar de beklaagde en AB een ongetekend verslag door waarin de waarde werd bepaald op 1.300.000 euro. Slechts 23 minuten later verstuurt de beklaagde dit verslag, ditmaal voorzien van een (valse) handtekening door de schatter, naar één van de bestuurders van de nv Tria.
Ondervraging schatter
Bij zijn eerste ondervraging gaf de schatter toe dat hij op vraag van zijn klanten de schattingen verlaagde. Bij een volgende ondervraging stelde de schatter dat hij geen derde verslag had gemaakt. Hij was ook heel zeker dat de handtekening onder dit derde verslag niet de zijne was. Hij stelde daarnaast vast dat het derde verslag dezelfde referte had als het tweede verslag. Hij vermoedde dan ook dat zijn eerste of twee verslag werd gebruikt om een derde vals verslag op te maken, met daarbij een aanpassing van de datum en het geschatte bedrag. Hij legde vervolgens klacht neer.
Conclusie onderzoek
Uit verder onderzoek bleek dat de dading tussen de investeringsmaatschappij waarvan de beklaagde gedelegeerd bestuurder is en één van de bestuurders van nv Tria onder meer werd gesloten onder de volgende ontbindende voorwaarde: de twee appartementen en 6 garageplaatsen werden ten laatste op 30 september 2017 door de nv Tria verkocht aan de investeringsmaatschappij of een door haar aangewezen derde partij voor een totale verkoopprijs van maximaal 1.200.000 euro.
Tenlasteleggingen
Op basis van het onderzoek en na beoordeling van de schuldvraag door de rechtbank moest de beklaagde zich uiteindelijk verantwoorden voor:
- valsheid in informatica. Concreet: het laten vervalsen van een schattingsverslag van een landmeter door het valselijk te dateren en de verkoopwaarde te verlagen.
- valsheid in handels- of bankgeschriften of in private geschriften. Concreet: het laten vervalsen van een schattingsverslag van een landmeter door het te ondertekenen met een valste handtekening.
- gebruik van vervalste handels- of bankgeschriften of private geschriften. Concreet: het gebruiken van het vervalste schattingsverslag bij de verkoop van de onroerende goederen.
Daarnaast vorderde het openbaar ministerie een beroepsverbod voor de functie van bestuurder, commissaris of zaakvoerder in een vennootschap.
Strafmaat
De rechtbank veroordeelde de beklaagde tot een gevangenisstraf van 10 maanden met uitstel voor een periode van 5 jaar, en een boete van 16.000 euro. De rechtbank legde de beklaagde geen beroepsverbod op, omdat de wettelijke mogelijkheid daartoe ontbrak.
Oordeel burgerlijke vordering
De vordering van de burgerlijke partij, die overigens niet meer verscheen op de zitting, werd onontvankelijk verklaard voor wat de materiële schade betreft, en ongegrond verklaard voor wat de morele schade betreft. Op het ogenblik van het neerleggen van de klacht met burgerlijke partijstelling was de burgerlijke partij reeds persoonlijk failliet verklaard, zodat hij zelf niet meer kon beschikken over zijn materiële vermogensrechten.
Motivering rechtbank
Bij het bepalen van de strafmaat hield de rechtbank onder andere rekening met de volgende elementen:
- De burgerlijke partij wist effectief niet van de dadings- en verkoopovereenkomst tussen de twee andere bestuurders van nv Tria en de beklaagde. Dit blijkt uit de verklaringen van de betrokkenen. De identiteit van de ware koper werd voor de burgerlijke partij ook verhuld.
- Het staat vast dat het derde verslag niet door de schatter zelf was opgesteld, maar dat het in opdracht van de beklaagde werd gewijzigd (concreet: de datum en de geschatte verkoopwaarde). De beklaagde heeft dit aangepaste verslag vervolgens zelf ondertekend en doorgestuurd naar een bestuurder van nv Tria. Die heeft dat verslag vervolgens gebruikt om de burgerlijke partij te overtuigen om de twee appartementen te verkopen aan de vooropgestelde prijs.
- Uit het strafdossier bleek dat alleen de beklaagde en zijn secretaresse toegang hadden tot zijn e-mailbox (wat de beklaagde op de zitting ook erkende), en dat hij dus zelf het vervalste schattingsverslag heeft verzonden.
- Het staat tevens vast dat door de vervalsing van het schattingsverslag aan de nv Tria en de burgerlijke partij de mogelijkheid werd ontnomen om een hogere de verkoopprijs voor de beide appartementen te bekomen. De koper beoogde op die manier een onrechtmatig voordeel, terwijl de burgerlijke partij een potentieel nadeel ondervond.
- De beklaagde handelde uit puur geldbejag. Dergelijk gedrag wijst op een verstoord normbesef in het algemeen en als zakenman in het bijzonder.
- De beklaagde werd in het verleden al eens aansprakelijk voor feiten omschreven als valsheid in geschriften en het gebruik van valse geschriften.