Rechtbank wijst eenzijdig verzoekschrift tot ontruiming van de Gentse universiteit af

07/06/2024

De afdelingsvoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent heeft een eenzijdig verzoekschrift van de Universiteit Gent tot ontruiming van het UFO afgewezen. De universiteit wilde via een bevelschrift protesterende studenten verplichten om het universiteitsgebouw te verlaten.

Aanleiding

Vandaag werd door de Universiteit Gent een eenzijdig verzoekschrift neergelegd bij de afdelingsvoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent. Dit is een eenzijdige procedure zonder tegenspraak, hetgeen inhoudt dat de rechtbank geen kennis heeft van de argumenten van de tegenpartij. Er dient  bovendien sprake te zijn van hoogdringendheid. Hierin werd de afdelingsvoorzitter verzocht om een bevelschrift op te stellen dat de protesterende studenten zou verplichten om hun acties stop te zetten en de universiteitsgebouwen te ontruimen, desnoods met behulp van de openbare macht.

Weerlegging eenzijdig verzoekschrift

De afdelingsvoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent heeft dit eenzijdig verzoekschrift afgewezen als ongegrond.

Motivering

De afdelingsvoorzitter motiveerde zijn beslissing op basis van onder meer de volgende juridische argumenten:

  • Het eenzijdig karakter van de procedure noopt de voorzitter tot terughoudendheid in de afweging van de contrasterende grondrechten van de betrokken partijen.
  • Het recht op protest en het recht op demonstreren zijn fundamentele grondrechten die voor elke burger gelden. Deze rechten vloeien voort uit het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vereniging.
  • De mogelijkheid om te protesteren en te demonstreren is een belangrijk onderdeel van een vrije samenleving, een rechtsstaat en een democratie. Deze rechten gelden ongeacht de inhoud van en/of het motief voor het protest.
  • De overheid kan dit recht alleen inperken wanneer dit volstrekt noodzakelijk is (bijvoorbeeld voor de openbare veiligheid, voor de bescherming van de gezondheid, voor de bescherming van de grondrechten van derden of om strafbare feiten te voorkomen). Hierbij moeten alle andere (minder ingrijpende) maatregelen uitgeput zijn (principe van subsidiariteit) en moet er een proportionele verhouding bestaan tussen het doel en het ingezette middel (principe van proportionaliteit).
  • De vrijheid om te demonstreren en te protesteren geldt evident enkel voor vreedzame acties waarbij geen geweld wordt gebruikt tegen personen of goederen en waarbij niet wordt aangezet tot haat, discriminatie of geweld.

Concrete boordeling van de feiten aan de universiteit Gent.

De afdelingsvoorzitter heeft bovenstaande juridische argumenten afgetoetst aan de concrete en actuele situatie van het protest aan de Universiteit Gent:

  • Het protest vindt plaats in een uitermate gevoelige internationale context (de oorlog tussen Hamas en Israël), waarbij studenten een stem geven aan hun onvrede over bepaalde feiten. De universiteit is bij uitstek een plaats waar protest, maatschappelijk debat en een botsing van ideeën mogelijk moet zijn.
  • De afdelingsvoorzitter heeft zich niet uit te laten over de inhoud van het protest van de studenten, behoudens enkele uitzonderingen. De studenten hebben het recht om vreedzaam te protesteren en om bepaalde maatschappelijke thema’s onder de aandacht te brengen van de universiteit of (ruimer) van de samenleving. De universiteit toont op basis van de aan de rechtbank voorgelegde stukken niet aan dat de studenten op vandaag misbruik maken van hun recht op vreedzaam protest, dat zij oproepen tot haat, geweld of discriminatie of dat de inhoud of motieven van het protest manifest onredelijk zouden zijn.
  • Tot op heden is er geen sprake van herhaaldelijk of escalerend geweld. Er waren effectief enkele geïsoleerde feiten op 24 mei 2024. Een protest of demonstratie kan echter niet worden gezien als gewelddadig wanneer enkelingen (die vaak geen enkele link hebben met de eigenlijke demonstranten) zich uitzonderlijk schuldig maken aan geïsoleerde feiten die niets met het vreedzaam protest te maken hebben.
  • De rechtbank neemt aan dat de protestactie hinderlijk is voor verzoekster en de activiteiten in het UFO-gebouw belemmert. Er wordt evenwel niet aangetoond dat de vrije toegang tot dit publieke gebouw op heden afgesloten is door de protesterende studenten of dat er sprake is van ernstige of onherstelbare schade aan dit gebouw.
  • Er wordt niet aangetoond dat het recht op arbeid van het personeel van de universiteit of het recht op onderwijs van de niet-protesterende studenten in het gedrang komt. Dit wordt evenmin aangetoond voor wat betreft het recht op veiligheid van personeel, studenten of bezoekers.
  • Het studentenprotest startte op 6 mei 2024. Al die tijd werd het protest (de bezetting van de Foyer van het UFO) gedoogd door de universiteit. In essentie is er sprake van een vreedzaam studentenprotest (de geïsoleerde feiten van 24 mei 2024 uitgezonderd) in een bepaald deel van een universiteitsgebouw dat ondertussen al een maand wordt gedoogd. De universiteit maakt op heden en in de actuele omstandigheden niet aannemelijk dat een gedwongen ontruiming van het UFO, desnoods met behulp van de openbare macht (met een eventuele tussenkomst van de politiediensten ten aanzien van de studenten), op vandaag bij hoogdringendheid moet worden bevolen.
  • De afdelingsvoorzitter oordeelt dan ook dat er op heden en in de actuele omstandigheden geen sprake is van een volstrekte noodzakelijkheid in de zin van artikel 584, vierde lid van het Gerechtelijk Wetboek.

Tot slot benadrukt de afdelingsvoorzitter dat de bezetting van de Foyer van het UFO niet eindeloos kan duren en dat wijzigende omstandigheden kunnen leiden tot een andere afweging van de contrasterende grondrechten van de betrokken partijen.

 

Het bevelschrift is beschikbaar en vindt u in onderstaande PDF.