Hof van beroep schort uitspraak van veroordeling korpschef op voor duur van drie jaar

22/10/2024

Het hof van beroep Gent heeft de uitspraak van een veroordeling voor een duur van drie jaar opgeschort. Het betreft hier de zaak van een korpschef van de politiezonde Erpe-Mere / Lede, die zich moest verantwoorden voor het onwettig opnemen en onderscheppen van communicatie die niet voor publiek toegankelijk is.

Feiten

Op 26 november 2020 hielden een advocaat en zijn cliënt een vertrouwelijk overleg in een verhoorkamer van het recent geopende politiekantoor van Lede. Na dit gesprek kreeg de cliënt vermoedens dat de politie hun gesprek had opgenomen. Hij diende hierop een klacht in bij het Controleorgaan op de politionele informatie (COC). Het COC ging op 11 februari 2021 langs in het politiekantoor.

Na een onderzoek stelde het COC volgende zaken vast:

  • De aanwezige camera's in het gebouw filmden permanent. Daarnaast konden in alle verhoorlokalen video-opnames worden gemaakt. Door het indrukken van een opnameknop konden in de verhoorlokalen bovendien geluidsopnames worden gemaakt.
  • In verhoorlokaal 2 en 4 (een van de lokalen waar vaak vertrouwelijk overleg tussen een advocaat en zijn cliënt plaatsvindt) kon door een configuratiefout het geluid permanent worden doorgegeven naar het lokaal van de OGP.  Dit betekent dat deze (vertrouwelijke) gesprekken dus altijd hoorbaar (afluisterbaar) waren.
  • Daarnaast stelde het COC vast dat er op minstens twee plaatsen in het politiekantoor (in het lokaal van de OGP van wacht en in het lokaal van het onthaal) via een beeldscherm in real time toegang mogelijk was tot de beelden van alle aanwezige camera’s. Dit betekende dat men ook vanuit het onthaallokaal kon zien wat er zich in de cellen én de verhoorlokalen afspeelde. Bovendien kon men een van deze schermen bekijken vanaf de publieksparking.

Op basis van die gegevens kwam het COC tot deze besluiten:

  • De opnames in het verhoorlokaal en de verwerking ervan zijn onwettig. Een audiovisueel verhoor kan immers slechts plaatsvinden als dit wordt bevolen door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter, en dit via wettelijk vastgelegde modaliteiten en pleegvormen.
  • De politie heeft geen bevoegdheid om opnames te maken in een verhoorkamer en deze daarna te bewaren. Dit geldt evenzeer voor het filmen en opnemen van een vertrouwelijk overleg in dergelijk verhoorlokaal.

Het COC ging ervan uit dat deze praktijken niet bewust plaatsvonden. Er was wel sprake van ernstige nalatigheid en onafgebroken strafbare feiten, waarvan de verantwoordelijkheid bij de korpschef lag.

Na het bezoek van het COC heeft de ICT-dienst van de politiezone het camerasysteem zelf uitgetest. De resultaten hiervan – die overeenkwamen met de vaststellingen van het COC - werden op 22 februari 2021 via een e-mail aan de korpschef overgemaakt.

Uit het onderzoek bleek ook dat de korpschef vertrouwelijke informatie in het kader van een drugsdossier tegen enkele familieleden van een recent gearresteerde persoon had verteld. Concreet ging het over een arrestatie door de wegpolitie van Antwerpen, waarbij een hoeveelheid drugs in een voertuig werd aangetroffen en de gearresteerde zou voorgeleid worden voor de onderzoeksrechter te Antwerpen.

Verhoren

Tijdens een verhoor verklaarde de firma die de observatie-apparatuur installeerde, dat de configuratie (dus de mogelijkheden tot video- en geluidsopname van de verhoorkamers) er kwam op vraag van de politiezone. Verschillende politiemensen – waaronder medewerkers van de ICT-dienst – reageerden dat zij niet op de hoogte waren van dergelijke vraag. Er werd onder andere verwezen naar de korpschef.  Bij de ingebruikname van het nieuwe politiekantoor en de observatie-apparatuur waren opleidingen voorzien, maar door de COVID-pandemie werden alle interne opleidingen opgeschort. Verschillende agenten verklaarden dat ze pas na het COC-bezoek wisten van de mogelijkheid tot audio-opnames van de verhoorlokalen.

Hoewel het incident met de cliënt en zijn advocaat al op het directiecomité van 3 december 2020 werd besproken, werden pas op 23 februari 2021 de nodige aanpassingen aan de gebruikersprofielen van de opnameapparatuur doorgevoerd. Op 30 maart 2021 werd beslist om de microfoons in de camera’s van de verhoorlokalen uit te schakelen. Pas op 30 juli 2021 stuurde de korpschef richtlijnen uit over het gebruik van het audiovisueel systeem.

De korpschef verklaarde de ruime tijdspanne tussen het bezoek van het COC en de uiteindelijke aanpassingen aan het audiovisueel systeem door de indienstneming van een nieuwe ICT-er en door de onbereikbaarheid van de installateur. Bovendien werd hij dagelijks geconfronteerd met anomalieën aan het nieuwe gebouw die omwille van de veiligheid nog sneller moesten worden opgelost.

Vonnis rechtbank van eerste aanleg

De korpschef moest zich als eindverantwoordelijke van het korps verantwoorden voor:

De rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde sprak de korpschef vrij voor de schending van door Grondwet gewaarborgde rechten en het kennis nemen van communicatie die niet voor publiek toegankelijk is, maar verklaarde hem schuldig aan de andere tenlasteleggingen (vonnis van 27 juni 2023). Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met uitstel. Aan de burgerlijke partijen moest hij een totale schadevergoeding van 202 euro en een totale rechtsplegingvergoeding van 675 euro betalen. Zowel de korpschef als het openbaar ministerie gingen tegen dit vonnis in beroep.

Oordeel hof van beroep

De beklaagde voerde voor het hof van beroep aan dat een aantal onderzoekshandelingen onterecht niet werden uitgevoerd (onder meer een verhoor van de installateur van de camera’s en het bestaan van een interne afrekening tegen zijn persoon, onder de vorm van een anonieme klacht en ‘kwalijke perslekken’), en dat diverse perslekken zijn recht op verdediging hadden geschonden. Al deze elementen werden door het hof weerlegd.

Het hof heeft op strafgebied de uitspraak van de veroordeling voor een duur van drie jaar opgeschort. Op burgerlijk gebied moet de beklaagde aan één bepaalde burgerlijke partij (Orde van Vlaamse Balies) een schadevergoeding van 1 euro en een rechtsplegingsvergoeding van 550 euro betalen (225 euro voor eerste aanleg en 225 euro voor hoger beroep).

Motivering hof van beroep

Het hof van beroep Gent baseerde zich bij zijn beoordeling op volgende elementen:

 

  • Het staat vast dat de audiovisuele installaties in de verhoorlokalen niet voor publiek toegankelijke communicatie onderschepten en opnamen, en dit zonder de toestemming van alle deelnemers aan die communicatie. Het automatisch opnemen en bewaren van de beelden in de verhoorlokalen, met mogelijkheid tot retro-bevraging, buiten de regeling van het videoverhoor of gefilmd verhoor, is in strijd met de Wet Bescherming Persoonsgegevens en dus strafbaar.

 

  • De beklaagde wist minstens op 26 november 2020 dat het audiovisuele systeem in het politiekantoor niet voldeed aan de wettelijke verplichtingen: hij was dus vanaf die datum op de hoogte dat er in de verhoorlokalen werd gefilmd en deze beelden werden bewaard met mogelijkheid tot retro-bevraging. Als korpschef was de beklaagde verplicht om deze onwettige toestand te voorkomen of te doen ophouden. Dit was echter niet het geval. Integendeel toonde de beklaagde een afwachtende houding en was hij allerminst ijverig om het probleem efficiënt aan te pakken.

 

  • De beklaagde wist minstens op 22 februari 2021 dat het audiovisuele systeem in een aantal verhoorlokalen naast beelden ook geluidsopnames maakte, die daarna automatisch werden geregistreerd en bewaard. Er zijn wel onvoldoende elementen die met zekerheid aantonen dat de beklaagde reeds vóór 22 februari 2021 op de hoogte was van de geluidsopnames, of dat hij daar zelf om zou hebben gevraagd.

 

  • Vanaf 22 februari 2021 rustte op de beklaagde als korpschef (de hiërarchisch verantwoordelijke persoon) de positieve verplichting om (minstens) de geluidsopnames te stoppen. Dat het COC in zijn verslag van 26 maart 2021 bepaalde termijnen voor regularisatie bepaalde, doet geen afbreuk aan de wettelijke verplichtingen in hoofde van de korpschef. Het COC-verslag vermeldt trouwens als corrigerende maatregelen “met onmiddellijke ingang een einde te stellen aan het maken van audio opname – en opslag in de verhoorlokalen (…)”. Nochtans werden de microfoons pas op 30 maart 2021 uitgeschakeld.

 

  • Hoewel de microfoons blijkbaar op eenvoudige wijze konden worden uitgeschakeld (binnen de 24 uur), kon de beklaagde niet verantwoorden waarom hij deze beslissing niet meteen nam nadat hij kennis kreeg van de resultaten van de fysieke tests door zijn ICT-dienst (op 22 februari 2021). Door zijn keuze om de micro’s niet dadelijk uit te schakelen, hoewel hij daartoe als korpschef verantwoordelijk was, heeft de beklaagde wetens en willens het onwettig onderscheppen en opnemen van privé-communicatie bestendigd.

 

  • De beklaagde was zich terdege bewust van de wettelijke beperkingen die gelden voor het gebruik en de verwerking van beeld- en geluidsopnames. Hoewel de beklaagde ongetwijfeld de bedoeling had om het audiovisueel systeem op termijn in orde te brengen, ging hij voorbij aan de ernst van het probleem en hoogdringendheid van een gepaste oplossing. Het hof kan aannemen dat de beklaagde destijds werd geconfronteerd met heel wat problemen bij de ingebruikname van het politiekantoor en de dagelijkse leiding van de politiezone, maar deze omstandigheden vormen geen rechtvaardigingsgrond voor het niet stoppen van de opnames. Het getuigt dan ook van weinig doortastendheid in hoofde van de beklaagde, terwijl hij goed wist hoe belangrijk dit was. Het is voor het hof dan ook bewezen dat de beklaagde tussen 26 november 2020 en 29 maart 2021 zijn verplichtingen als verwerkingsverantwoordelijke heeft miskend en het belang van de privacybescherming onvoldoende naar waarde heeft ingeschat.

 

  • Het is ongeloofwaardig dat beklaagde de informatie over de arrestatie van een persoon alleen meedeelde aan een politie-inspecteur en niet aan de broer van de gearresteerde. Er zijn voor het hof voldoende elementen waaruit blijkt dat de beklaagde wel degelijk familieleden van een gearresteerde op de hoogte bracht, en dus zijn beroepsgeheim schond.

 

  • De beklaagde beschikt over een gunstig gerechtelijk verleden zonder correctionele veroordelingen, en heeft een onberispelijke staat van dienst. Hij maakte een inschattingsfout, maar zonder dat er sprake was van kwaadwilligheid of eigenbelang. De inbreuken brengen zijn integriteit niet in het gedrang, en doen geen afbreuk aan zijn geschiktheid als politieambtenaar.