Materiële bevoegdheid
De vrederechter is de erfgenaam van een lange traditie waarbij de beoordeling van kleine civiele of penale geschillen toevertrouwd werd aan personen die dichtbij de rechtzoekende stonden. Zij zorgden ervoor dat plaatselijke geschillen billijk en met gezond verstand werden opgelost.
Hierna worden een paar bevoegdheden opgesomd en besproken, met dien verstande dat de lijst niet volledig is en de uitzonderingen niet worden besproken. Voor een volledige lijst van de bevoegdheden van de vrederechter kan verwezen worden naar de art. 590 en volgende van het gerechtelijk wetboek (Ger.W.).
1. Algemene bevoegdheid
De vrederechter heeft de algemene bevoegdheid om kennis te nemen van alle vorderingen waarvan het bedrag € 5.000,00 niet overschrijdt (art. 590 Ger.W.).
Op deze regel bestaan een aantal belangrijke uitzonderingen: zo is de vrederechter niet meer bevoegd voor handelsgeschillen tussen ondernemingen die ongeacht het bedrag voor de ondernemingsrechtbank worden gebracht. Evenmin neemt de vrederechter kennis van o.a. geschillen met betrekking tot faillissementen, arbeidsovereenkomsten, vorderingen ter vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval en van vorderingen tot echtscheiding.
2. Bijzondere bevoegdheid
De bijzondere bevoegdheid van de vrederechter is zeer uitgebreid. In een hele reeks van conflicten is de vrederechter bevoegd ongeacht het bedrag van de vordering. Hierbij een overzicht van de meeste voorkomende bijzondere bevoegdheden:
- Geschillen betreffende verhuring van onroerende goederen en samenhangende vorderingen die ontstaan uit de verhuring van een handelszaak. De vrederechter is bevoegd voor alle geschillen inzake huur van onroerende goederen, d.i. gewone huur, woninghuur, handelshuur en landpacht (Ger.W. 591, 1°), en dit ongeacht het bedrag. Ook geschillen met betrekking tot een vergoeding voor bewoning van en tot uitzetting uit plaatsen zonder recht betrokken, behoren tot de bevoegdheid van de vrederechter.
- Geschillen inzake gebruik, genot, onderhoud, behoud of beheer van een gemeenschappelijk goed in geval van mede-eigendom.
Ook geschillen inzake het appartementsrecht vallen hieronder (Ger.W. 591, 2°) - Geschillen met betrekking tot erfdienstbaarheden en verplichtingen die de wet oplegt aan eigenaars van aan elkaar grenzende erven (Ger.W. 591, 3°).
- Geschillen betreffende rechten van overgang (Ger.W. 591, 4°)
- Bezitsvorderingen (Ger.W. 591, 5°).
- Geschillen in verband met ruilverkavelingen van landeigendommen (Ger.W. 591,11°).
- Geschillen wegens schade, door mensen of dieren veroorzaakt aan velden, vruchten of veldvruchten (art. 591, 13°).
- Betwistingen inzake kredietovereenkomsten die onder toepassing vallen van de Wet op het Consumentenkrediet (art. 591, 21° Ger.W.).
- Geschillen voor invordering van schulden voor nutsvoorzieningen ten overstaan van personen die geen onderneming zijn. Dit zijn de invorderingen van een geldsom die wordt gevorderd door een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water of door een persoon die een openbaar elektronisch communicatienetwerk, een omroeptransmissie- of omroepdienst aanbiedt (art. 591, 25° Ger.W.).
- Geschillen als bedoeld in de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en lijkbezorging (art. 591, 7° Ger.W.).
- Verzoek tot de aanwijzing van een bewindvoerder voor een meerderjarige persoon die wegens de gezondheidstoestand niet meer bekwaam is om de organisatie van persoonlijke of zakelijke belangen waar te nemen.
Een beschermingsmaatregel kan betrekking hebben op bijstand of vertegenwoordiging bij het beheer van de goederen en/of persoon van de onbekwame. (art. 488/1 B.W.).
Een beschermingsmaatregel over de goederen kan ook worden bevolen voor meerderjarige personen die zich in staat van verkwisting bevinden (art. 488/2 B.W.).
Het dossier wordt nadien verder opgevolgd door de vrederechter die de handelingen van de bewindvoerder moet controleren en voor bepaalde handelingen, de bewindvoerder moet machtigen om deze te stellen. - Verzoek tot bescherming van de persoon van de geesteszieke (art. 594, 15° Ger.W.). Het betreft de gedwongen opname van een geesteszieke in een gesloten instelling, alsook de regeling van hun verblijf.
3. Andere, soms uitsluitende, bevoegdheden
De vrederechter heeft een bevoegdheid inzake:
- Summiere rechtspleging om betaling te bevelen zolang het bedrag van de vordering € 1.860,00 niet te boven gaat (art. 1338, derde lid Ger.W).
- Rechtspleging ingeval van dringende noodzakelijkheid inzake onteigeningen ten algemeen nutte (art. 595 Ger.W.).
- Verzegelingen (art. 597 Ger.W.). Het betreft o.a. het leggen van zegels om een vermogensbelang te beschermen.
- Vorderingen tot aanwijzing van een deskundige of scheidsrechter wanneer het voorwerp van het deskundigenonderzoek tot de materiële bevoegdheid van de vrederechter behoort (art. 594, 1° Ger.W.).
4. Bevoegdheid van toezicht en maatregelen van gerechtelijk bestuur
- De vrederechter levert akten van bekendheid af ter vervanging van een geboorteakte voor een huwelijk of voor het verwerven van de Belgische nationaliteit (art. 600 Ger.W.).
- De vrederechter is ook bevoegd inzake ouderlijk gezag en voogdij over minderjarigen. Het betreft hier de organisatie van de voogdij alsook het toezicht erop (art. 596 Ger.W.). De vrederechter houdt eveneens toezicht op bepaalde handelingen inzake goederenbeheer die ouders voor hun kinderen stellen. De wet bepaalt voor welke handelingen de toestemming van de vrederechter nodig is (art. 378 en 410 B.W.).
- De vrederechter kan aanwezig zijn bij bepaalde openbare verkopingen (art. 598, 2° Ger.W.) en verdelingen (art 598, 1° Ger.W.) waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen en onbekwaam verklaarden of openbare verkopingen ingevolge faillissement.
- De vrederechter is bevoegd inzake de beëdiging van personen waarvan de wet vereist dat zij voor de uitoefening van hun functie, de eed afleggen, o.a. dijk- en sluiswachters, ijkmeesters en (particuliere) veldwachters (art. 601 Ger.W.).